D- Toets

D- Toets: Vervang het lijd. vwp.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

D- Toets: Vervang het lijd. vwp.

Slide 1 - Tekstslide

D-Toets - Vervang het lijd. vwp.
Vervang het lijd. vwp 
door le, la, l', les

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zij houden van de jongen. =
Ils aiment le garçon.
Zij houden van hem. = ................................
A
Ils le aiment.
B
Ils l'aiment.
C
Ils la aiment.
D
Ils les aiment.

Slide 5 - Quizvraag

Zij houden van het meisje. =
Ils aiment la fille.
Zij houden van haar. = ................................
A
Ils le aiment.
B
Ils l'aiment.
C
Ils la aiment.
D
Ils les aiment.

Slide 6 - Quizvraag

Zij houden van de kinderen. =
Ils aiment les enfants.
Zij houden van hen. = ........................................
A
Ils le aiment.
B
Ils l'aiment.
C
Ils la aiment.
D
Ils les aiment.

Slide 7 - Quizvraag

Hij drinkt de cola. = Il boit le coca.
Hij drinkt het. = ................................................
A
Il l' boit.
B
Il le boit.
C
Il le boit
D
Il les boit.

Slide 8 - Quizvraag

Hij drinkt de limonade. = Il boit la
limonade.
Ik drinkt het. = ........................................................
A
Il l' boit.
B
Il le boit.
C
Il la boit.
D
Il les boit.

Slide 9 - Quizvraag

Wij gaan champagne drinken. =
Nous allons boire du champagne.
Wij gaan het drinken. = ....................................
A
Nous allons le boire.
B
Nous allons la boire.
C
Nous l'allons boire.
D
Nous allons les boire.

Slide 10 - Quizvraag

Zij zingen het liedje. = Ils chantent la
chanson.
Zij zingen het. = .....................................................
A
Ils le chantent.
B
Ils la chantent.
C
Ils l' chantent.
D
Ils les chantent.

Slide 11 - Quizvraag

Zij zingen de liedjes. = Ils chantent les
chansons.
Zij zingen ze. = ........................................................
A
Ils le chantent.
B
Ils la chantent.
C
Ils l' chantent.
D
Ils les chantent.

Slide 12 - Quizvraag

Ik ken de jongen. = Je connais le
garçon.
Ik ken hem. = ...........................................................
A
Je l'connais.
B
Je la connais.
C
Je le connais.
D
Je les connais.

Slide 13 - Quizvraag

Ik ken het meisje. = Je connais la fille.
Ik ken haar. = ...........................................................
A
Je l'connais.
B
Je la connais.
C
Je le connais.
D
Je les connais.

Slide 14 - Quizvraag

Neemt u die appels? = Vous prenez
ces pommes?
Neemt u ze? = .......................................................
A
Vous prenez les?
B
Vous la prenez?
C
Vous le prenez?
D
Vous les prenez?

Slide 15 - Quizvraag

Wij gaan champagne drinken. = Nous
allons boire du champagne.
Wij gaan het drinken. = ...................................
A
Nous allons le boire.
B
Nous allons la boire.
C
Nous l'allons boire.
D
Nous allons les boire.

Slide 16 - Quizvraag

Vervang het lijd. vwp door le, la l' of les en maak een nieuwe zin:
Il chante cette belle chanson.

Slide 17 - Open vraag

Vervang het lijd. vwp door le, la l' of les en maak een nieuwe zin:
Vous punissez mon fils.

Slide 18 - Open vraag

Vervang het lijd. vwp door le, la l' of les en maak een nieuwe zin:
Elles mangent deux pommes.

Slide 19 - Open vraag

Vervang het lijd. vwp door le, la l' of les en maak een nieuwe zin:
Il a chanté cette belle chanson.

Slide 20 - Open vraag

Vervang het lijd. vwp door le, la l' of les en maak een nieuwe zin:
Elles vont manger deux pommes.

Slide 21 - Open vraag