week 12 les 1: recap / language practisepr simple vs pr continuous

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsWOStudiejaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welcome back!
Ready to start? 
Phones are in the phone bag, coats are in your locker, teacher takes attendance
  

Slide 2 - Tekstslide

Tell me what you are wearing today in 2 complete English sentences.

Slide 3 - Open vraag

Homework check while reading
Unit 4  exc 1-7 

Make sure you have your (online) book ready so I can see them and so that we can check the answers after the silent reading


You have your reading book with you





Slide 4 - Tekstslide

Silent Reading
Your own English reading book



or study Unit 3 and 4  in Memrise


timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

presentations

Slide 6 - Tekstslide

Today

29 Lily






Slide 7 - Tekstslide

Planning for Semester three: 
Summatieve toetsen
schrijftoets U3+ 4 + word order  (week 10: 7 March)                                            1x
TW: Unittoets 3 + 4 vocab, grammar, phrases                                                          2x
Speaking: presentatie                                                                                         0.5x 
Diagnostische toetsen
Luistertoets U3+ 4 + word order                                                               0x
Handelingsdeel O/V/G                             Reading file
P1 - Book
P2 – Read Theory + the Grinch
P3 - vlog als oefenen 


Slide 8 - Tekstslide

The present simple
When do you use the present simple? 
altijd, nooit, regelmatig
What are the signal words?
always, never,often, usually, regularly, sometimes, hardly ever, every day
How do you make the present simple? 
hele werkwoord zonder "to" . He/ She/ It = +s

"to walk" --> I walk, he walks

Slide 9 - Tekstslide

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
Werkwoord + -ed
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

Woorden die eindigen op een s-klank krijgen in de tegenwoordige tijd bij he she en it:
A
werkwoord + s
B
werkwoord + ies
C
werkwoord + es

Slide 11 - Quizvraag

Woorden die eindigen op een -y met daarvoor een medeklinker (bijv. study) krijgen in de tegenwoordige tijd bij he she en it:
A
werkwoord + s
B
werkwoord zonder y, + ies
C
werkwoord + es

Slide 12 - Quizvraag

I ______ dancing.
A
like
B
likes

Slide 13 - Quizvraag

Maak een vraag van deze zin:
He loves pizza.

Slide 14 - Open vraag

Maak deze zin negatief:
He loves pizza.

Slide 15 - Open vraag

Grammar : Present Continuous

Slide 16 - Tekstslide

The present continuous
When do you use the present continuous? 
iets is nu aan de gang   / als je plannen maakt voor iets
What are the signal words?
now, right now, at the moment. WW! (Look! Listen!)
How do you make the present continuous? 
vorm van "to be" + ww-ing

"to walk" --> I am walking, he is walking, they are walking

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous:
Wat is de regel van de present continuous?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 18 - Quizvraag

They ..........on the phone at the moment
A
talked
B
is talking
C
am talking
D
are talking

Slide 19 - Quizvraag

He ................his friends after school.
(meet)

Slide 20 - Open vraag

The baby ................in his crib at the moment.(sleep)

Slide 21 - Open vraag

Grammar Present Simple and Continuous






Use the signal words

Slide 22 - Tekstslide

Grammar 
Much/ Many

Slide 23 - Tekstslide

much / many 
“Much” en “many” beteken beide “veel” in het Engels.

• Als het woord telbaar (countable) is gebruik je “many”.
• Als het woord niet telbaar (uncountable) is gebruik je “much”
Voorbeeld:
• Many: euros, children, people, books, shoes.
• Much: water, money, hope, love, sugar, coffee.



Slide 24 - Tekstslide

Much & many = veel 
Much
Many
Ontelbaar

Ontkennende zinnen (-zin)
I don't have much money

Vraagzinnen (? zin)
Do you have much work to do? 
Telbaar
Ontkennende zinnen (- zin)
I don't have many games at home. 

Vraagzinnen (? zin)
Do you have many biscuits left?

Slide 25 - Tekstslide

much/many?
tables

Slide 26 - Open vraag

much/many?
pizza slices

Slide 27 - Open vraag

Grammar : Question tags
Question tags

Slide 28 - Tekstslide

Grammar : Question tags
Herhaal (hulp) werkwoord + onderwerp 
Als er "there"in de zin staat herhaal je dit als OW in de tag

Slide 29 - Tekstslide

There are many flowers..... ?

Slide 30 - Open vraag

He can't cook well..... ?

Slide 31 - Open vraag

Next class: 

30 Dirkje
















Send me your visual presentation before class starts

Slide 32 - Tekstslide

Grammar : short answers

Slide 33 - Tekstslide

Grammar : Plural

Slide 34 - Tekstslide

Grammar: one/ones
Vaak kun je een zelfstandig naamwoord vervangen door one wanneer je het herhaalt of wanneer je antwoord geeft op een vraag:
Which skirt are you going to buy? The white one.
This new bag is black, my old one was green.
I like your bike, did you buy a new one?

Bij meervoud gebruik je ones:
I'm going to buy new trainers because my old ones have holes in them.
These brown belts are cheaper than the black ones over there.
There are lots of jeans to choose from. Which ones do you like best?



Slide 35 - Tekstslide

Grammar: Some / any 

Slide 36 - Tekstslide

Grammar 
Some/  (not) Any

bevestigende zin: some
I've got some great videos.
ontkennende zin: not ... any
We haven't got any equipment.
vragende zin: any
Are you going to edit any films?





Slide 37 - Tekstslide

Any more questions?
Write down an English definition of the word in italics
Which word is the odd one out? Explain
present simple or present continuous --> signaal woorden
At least = minstens 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Finished? 

Catch up unit 3-4 : study 
Know: grammar unit 3+ 4 (and 1 + 2 of course)
Study Vocab Unit 3 + 4 & Phrases Writing+ Speaking

Slide 40 - Tekstslide