lidwoorden

lidwoorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn in het Nederlands
de lidwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Aantekening (schrijf op!)
Lidwoorden
Een
Er zijn 2 vertalingen voor het NL een
1. a voor woorden die in de uitspraak beginnen met een medeklinker            a table, a computer, a uniform /junifom/
2. an voor woorden die in de uitspraak beginnen met een klinker
          an apple, an umbrella, an hour /ouwuh/, an honest man
!
het gaat dus om uitspraak, niet om spelling

Slide 3 - Tekstslide

de en het
Er is maar 1 vertaling voor NL de en het          the
the table, the uniform, the apple, the hour 

MAAR
Er is wel een verschil in uitspraak:
1. /thuh/ bij woorden die in de uitspraak beginnen met een medeklinker
2./thie/ bij woorden die in de uitspraak beginnen met een klinker

Slide 4 - Tekstslide

___ bird
A
a
B
an

Slide 5 - Quizvraag

___ computer
A
a
B
an

Slide 6 - Quizvraag

___ horse
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

___ elephant
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag

___ unicorn
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

___ evening
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

__ teacher
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

__ European Union
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

__ online lesson
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

Do you have ___ car?
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

She's ___ teacher.
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

He's eating ___ apple.
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

I have ___ umbrella.
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

My neighbour is ___ doctor.
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

Mary lives next to ___ university.
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

I'll be there in ___ hour.
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

They live in ___ nice house.
A
a
B
an

Slide 21 - Quizvraag

You have ___ orange hat and ___ blue shirt.
A
an, an
B
an, a
C
a, an
D
a, a

Slide 22 - Quizvraag