Grammatica: ow, pv, wg en lv

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?

1. Maak de zin vragend
2. Verander het aantal (enkelvoud - meervoud)
3. Zet de zin in een andere tijd (tegenwoordige tijd - verleden tijd)

Het werkwoordelijk gezegde (wg) bestaat uit alle ... in de zin.

Hoe vind je het onderwerp?

1. wie + persoonsvorm?
2. wie/wat + persoonsvorm?
3. wie + werkwoordelijk gezegde?
4. wie/wat + werkwoordelijk gezegde?

Hij houdt de voorraden goed in de gaten.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Pieter verdient elke dinsdag- en donderdagavond wat extra zakgeld (...)

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Lege schappen vult Pieter snel weer bij.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Vele potten pindakaas en blikjes doperwten gaan dan door zijn handen.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Maar hoelang zal Pieters baan nog bestaan?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. gezegde

(Maar) hoelang zal Pieters baan nog bestaan?

 'morgen' zal Pieters baan nog bestaan?

Zal Pieters baan morgen nog bestaan?

zal = persoonsvorm

zal bestaan = werkwoordelijk gezegde

Wat zal bestaan? Pieters baan = onderwerp

Een bedrijf heeft namelijk een slimme vakkenvulrobot uitgevonden.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Deze robot scant continu de schappen

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. werkwoordelijk gezegde
4. anders

Hij kan dat veel sneller dan mensen.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Bij een leeg schap geeft de robot een seintje aan de vakkenvuller.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. anders

De vakkenvuller moet de schappen nog wel zelf bijvullen.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Gelukkig voor Pieter is de robot nog niet te koop.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

Voorlopig kan Pieter dus gewoon blijven doorwerken.

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. persoonsvorm
4. werkwoordelijk gezegde

(ow) Nog steeds bewaren sommige mensen geld in een oude sok.

(lv) Tristan heeft zijn winnende staatslot ingewisseld bij de kiosk.

(wg) Met een prepaidabonnement wil Anniek haar telefoonkosten beperken.

(ow) Volgens Bart geeft deze bank de hoogste spaarrente.

(wg) De overvallers zouden de kluis met een hamer geopend hebben.

(lv) Een flinke regenbui dreef de bezoekers van de markt naar huis.

(ow) Bij de gevonden voorwerpen van de NS liggen de gekste dingen.

(lv) De pianist liet zijn handen verzekeren voor miljoenen euro's.

(wg) Voor die dure telefoon spaart Rodney al jaren zijn zakgeld op.

Je weet nu hoe je ov, lv, pv en wg in een zin vindt.