Solliciteren - woordenschat

Solliciteren
Moeilijke woorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Solliciteren
Moeilijke woorden

Slide 1 - Tekstslide


Arbeids-
contract =
A
Lijst met bedrijven waar je kunt werken.
B
Afspraken over klusjes die je thuis moet doen.
C
Afspraken over het werken bij een bedrijf
D
Afspraken over hoe je met je collega's omgaat.

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent minimumloon?
schrijf het hieronder op;

Slide 3 - Open vraag

Arbeidscontract
voor
bepaalde tijd =
A
Arbeidscontract ZONDER einddatum
B
Arbeidscontract voor bepaalde taken
C
Arbeidscontract voor 40 uur per week
D
Arbeidscontract MET einddatum

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn iemands
'persoonlijke gegevens'?

Slide 5 - Open vraag


Verlof =
A
Werkdagen waarop iemand zwanger is.
B
Een soort groente
C
Als je ziek bent heb je verlof.
D
Werkdagen waarop je vrij bent

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met iemands 'goede eigenschappen'?

Slide 7 - Open vraag


Vakantiegeld =
A
Geld dat jij gevonden hebt op vakantie.
B
Geld dat jij moet betalen voor je vakantie.
C
Geld dat jij krijgt van jouw werkgever.
D
Geld dat jij kunt verdienen in de vakantie.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent een proeftijd als je ergens gaat werken?

Slide 9 - Open vraag



Lichaamstaal =
A
Al de gedachten in jouw hoofd
B
Alles wat jij zegt met je lichaam, zonder woorden
C
Alles wat je tegen iemand zegt in een gesprek.
D
Een heel sterk persoon

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent een functie bij een bedrijf?

Slide 11 - Open vraag


Een werknemer =
A
Iemand die elk werk wil doen.
B
Iemand die werk afpakt van een ander.
C
Iemand die een eigen bedrijf heeft.
D
Iemand die voor een ander werkt en daarvoor betaald krijgt.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een vacature?

Slide 13 - Open vraag


Werkervaring =
A
Werken op een boot.
B
Werk dat je heel goed kunt.
C
Alle baantjes en stages die jij hebt gehad. .
D
Werk wat jij echt niet leuk vindt.

Slide 14 - Quizvraag


CAO =
A
Controle Aardbeien Onderzoek
B
Controle Allemaal Onzin
C
Collectieve ArbeidsOvereenkomst
D
Collectieve Afzet Onderwijspersoneel

Slide 15 - Quizvraag

Arbeidscontract
voor
onbepaalde tijd.
A
Arbeidscontract ZONDER einddatum
B
Arbeidscontract voor bepaalde taken
C
Arbeidscontract voor 40 uur per week
D
Arbeidscontract MET einddatum

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een vaardigheid?

Slide 17 - Open vraag


Werkgever
A
Iemand die elk werk graag weggeeft
B
Iemand die jou rotklusjes geeft
C
Iemand die een eigen bedrijf heeft.
D
Iemand die werk geeft aan een werknemer

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent zelfstandig werken.

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag
- Opdracht 1a: Creatief CV maken
- Opdracht 1b: Zakelijke e-mail (vacature 1F/2F)
- Opdracht 1c: Opdracht over een sollicitatiegesprek
- Studiemeter (Lezen & Luisteren)

Slide 20 - Tekstslide