Herhaling être, ontkenning, avoir

(welkom)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

(welkom)

Slide 1 - Tekstslide

Ça va bien?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Leerdoel
Na deze les heb ik herhaald:

  • het werkwoord être
  • het werkwoord avoir
  • de ontkenning

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

être = zijn
Ik ben            - Je suis
Jij bent          - Tu es
Hij/zij is        - il/elle est
Wij zijn          - Nous sommes
Jullie zijn       - Vous êtes
Zij zijn          - ils/elles sont

Slide 5 - Tekstslide

Tu .......... de Paris?
A
suis
B
es
C
est
D
sommes

Slide 6 - Quizvraag

Nous .......... hollandais
A
êtes
B
sont
C
sommes
D
est

Slide 7 - Quizvraag

ils ............. grands
A
suis
B
est
C
sommes
D
sont

Slide 8 - Quizvraag

Sophie .......... grande
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

avoir = hebben
ik heb                 - j'ai
jij hebt               - tu as
hij/zij heeft          - il/elle a
wij hebben             - nous avons
jullie hebben          - vous avez
zij hebben             - ils/elles ont

Slide 11 - Tekstslide

il .......... une maison
A
as
B
a
C
ai
D
ont

Slide 12 - Quizvraag

Sophie et Thomas ............. une voiture
A
a
B
avons
C
ont
D
avez

Slide 13 - Quizvraag

Tu ............. une grande famille
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 14 - Quizvraag

Mon père ......... une ferme
A
ai
B
as
C
avez
D
a

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

De ontkenning
Hoe ging het ook al weer?

Ik ben ziek
Je suis malade

Ik ben niet ziek
Je ne suis pas malade

Slide 17 - Tekstslide

Dus:

- zoek het werkwoord
- zet vóór het werkwoord ne
- zet achter het werkwoord pas

Slide 18 - Tekstslide

voorbeelden:
  1. je ne suis pas hollandais
  2. tu ne parles pas français
  3. il ne mange pas de spaghetti
  4. nous ne sommes pas à Paris


Slide 19 - Tekstslide

Vertaal: ik ben niet groot
A
je ne pas suis grand
B
Je suis ne pas grand
C
je ne suis pas grand
D
je ne suis grand pas

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal: hij poetst zijn tanden niet
A
il ne brosse pas ses dents
B
il ne pas brosse ses dents
C
il ne brosse ses dents pas
D
il ne brosse ses pas dents

Slide 21 - Quizvraag