In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Taalverzorging samenstellingen
Slide 1 - Tekstslide
Programma
-Huiswerk nakijken + controleren
10 min
-Herhalen Engelse werkwoorden
10 min
-Samenstellingen
15 min
-Zelfstandig oefenen
40 min
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Ik weet hoe en wanneer je samenstellingen schrijft.
Ik kan zelf correcte samenstellingen maken en foute samenstellingen verbeteren.
Ik kan uitleggen hoe de betekenis van een tekst kan veranderen door fouten met samenstellingen.
Ik kan nieuwe voorbeelden van juiste of onjuiste samenstellingen vinden of bedenken.
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift.
Ga naar Google Classroom.
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden".
Daarin staan de antwoorden van vorige week.
Kijk je gemaakte opdrachten na.
Slide 4 - Tekstslide
Ik snap werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd.
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Soms kan er meer veranderen in de spelling van de persoonsvorm.
-Ik
-Jij achter persoonsvorm
Hele werkwoord -en.
Ik fiets het liefst samen.
Fiets jij altijd alleen?
-Jij voor de persoonsvorm
-Hij/zij/het
Hele werkwoord -en +t.
Zij fietst altijd met haar broer.
Jij wordt nooit moe van fietsen.
-Wij/jullie/zij
Hele werkwoord.
Jullie fietsen te snel.
Wij worden niet snel moe.
Korte klank met twee dezelfde medeklinkers --> een verdwijnt.
Pakken - ik pak - jij pakt
Bestellen - ik bestel - jij bestelt
Als een werkwoord -en eindigt op één medeklinker, dan verdubbelt de klinker zodat de klank lang blijft.
Raken - ik raak - jij raakt
Bespelen - ik bespeel - jij bespeelt
Z verandert in s, v verandert in f.
Kiezen - ik kies - jij kiest
Proeven - ik proef - jij proeft
Slide 6 - Tekstslide
Ik snap werkwoordspelling in de verleden tijd.
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quizvraag
Werkwoordspelling verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Ik/jij/hij/zij/het
Hele werkwoord -en + te/de
Ik fietste langzaam.
Het regende de hele dag.
Wij/jullie/zij
Hele werkwoord - en + ten/den
We lachten ons kapot.
Ze belandden in het water.
Sterke werkwoorden
Veranderen van klank
o --> ie
ij --> ee
i --> o
e --> a
lopen --> liep
schrijven --> schreef
beginnen --> begon
lezen --> las
Slide 8 - Tekstslide
Ik snap het voltooid deelwoord.
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quizvraag
Voltooid deelwoord
Handeling is gebeurd of gedaan. Vaak gepaard met hebben, zijn of worden.
Schrijf zo kort en eenvoudig mogelijk.
Ik had nog nooit zo ver gelopen.
Maak langer om te horen of je een -t of -d schrijft.
Vannacht zijn er twee bomen omgewaaid.
Het dak heeft gelekt.
Gebruik de regel van 't ex-kofschip.
Zie hierboven.
Geen extra voorvoegsel.
Je had me toch niet geloofd.
Scheidbare werkwoorden.
Moet werkwoordspelling worden afgeschaft?
Soms ge- .ervoor bij samengestelde werkwoorden die niet scheidbaar zijn.
Op dat terrein heb ik gehandbald.
Trema bij klinkerbotsing.
Die opmerking heeft hem nogal geërgerd.
Slide 10 - Tekstslide
Ik snap het onvoltooid deelwoord.
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Onvoltooid deelwoord
Handeling is nog bezig. Te herkennen aan -nde.
Hele werkwoord +d.
Fluitend won ze de wedstrijd.
Uit het niets opdoemend kwam de boot recht op ons af.
Soms hele werkwoord +de.
Leraar zijnde wil je het goede voorbeeld geven.
Al pratende vergaten ze de tijd.
Slide 12 - Tekstslide
Ik snap het onregelmatige werkwoord.
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden
Hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen.
Je schrijft de persoonsvorm en het voltooid deelwoord niet volgens de normale spellingregels.
Slide 14 - Tekstslide
Ik snap de Spelling van Engelse werkwoorden.
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Engelse werkwoorden
Werkwoorden die uit et Engels geleend zijn, worden vervoegd volgens de Nederlandse spellingregels. Engelse werkwoorden die eindigen op een dubbele medeklinker of op -e behouden deze letters in het Nederlands als dat nodig is voor de uitspraak. Het consequent toepassen van de regels levert daarom soms vreemde vormen op.
Slide 16 - Tekstslide
Samenstellingen
Aaneenschrijven
Spaties
Tussen-s
Samengestelde woorden met één klemtoon. Feestbeest, limonadeglazen.
In een eigen naam. Anne Frankhuis. Dode Zeezout.
Als je een extra s hoort. Koningsdag, buitenshuis.
Soms afhankelijk van de betekenis. Uitzicht en uit zicht. Meedoen en mee doen.
Soms begint het rechterdeel met een s waardoor je de tussen-s niet hoort. Vervang. Dorpsstraat, levensstijl.
Afgeleid van een werkwoord. lesgegeven, kampeeruitrusting.
Bijwoorden. Hierheen, daarvandaan.
Engelse leenwoorden. Flatscreen, feelgoodmovie.
Eigennaam. TikTokdansje.
Slide 17 - Tekstslide
Samenstellingen
Tussen-en
Tussen-e
Tussen-er
Als het linkerdeel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -en. Boekenweek, krantenbezorger, sterrenstelsel.
Als het linkerdeel van de samenstelling:
- meervoud heeft op -s. Lentekriebels.
- meervoud heeft op -s en -en. Keuzestress.
- geen meervoud. Plattegrond.
- uniek is. Zonneschijn.
- een bijvoeglijk naamwoord verstrekt. Apetrots, pikkedonker.
Bij woorden in het meervoud eindigen op -eren. Eierdop, kinderfiets.
Slide 18 - Tekstslide
Toepassen
We spelen woordtrein.
Ik noem een woord en geef iemand de beurt. Die maakt een samenstelling met dat woord. Als het woord goed gekeurd is, geef ik een ander de beurt die met het tweede deel van de samenstelling een nieuwe samenstelling maakt.
Bijvoorbeeld:
Ik zeg samen. Jij maakt samenstelling. De volgende maakt stellingkast. De volgende maakt kastdeur etc.
Slide 19 - Tekstslide
Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Oefenboek Taalverzorging, paragraaf F samenstellingen, opdracht 2, 3, 5, 7 en 8.