H2.2 Zuivere stoffen en mengsels

H2.2 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2.2 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil aangeven tussen zuivere stoffen en mengsels. 
  • Je kunt uitleggen wat een molecuul is en uit welke soorten moleculen zuivere stoffen en mengsels bestaan.
  • Je kunt oplossingen en suspensies onderscheiden. 
  • Je kunt beschrijven hoe je stoffen kunt scheiden door middel van extraheren of filtreren
  • Je kunt de werking van alcohol als oplosmiddel uitleggen (plus stof)

Slide 2 - Tekstslide

Welk stelling is waar?
A
Een zuivere stof bestaat uit meer dan één stof
B
Een zuivere stof bestaat uit precies één stof
C
Sommige zuivere stoffen bestaan uit één stof, sommige uit meer

Slide 3 - Quizvraag

Een suspensie is een
A
Mengsel van twee vloeistoffen
B
Mengsel van twee vaste stoffen
C
Mengsel van een vloeistof en een vaste stof
D
Een zuivere stof

Slide 4 - Quizvraag

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een oplossing is altijd helder.
II Een suspensie is doorzichtig.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Maak de zin kloppend.
Je hebt een flesje gevuld met limonade. Na een halve dag zie je dat de limonade er nog hetzelfde uitziet als toen je het flesje vulde.
De limonade is een ……………………...

Slide 6 - Open vraag

Zijn de zinnen juist of onjuist?
I Een suspensie is altijd troebel.
II Een oplossing is altijd een mengsel.
A
Beide zinnen zijn juist
B
Zin I is onjuist, zin II is juist
C
Zin I is juist, zin II is onjuist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Maak de zin kloppend.
Op sommige verpakkingen kun je lezen ‘schudden voor gebruik’.
Het product dat in de verpakking zit is een …………………………...

Slide 8 - Open vraag

Jan heeft twee reageerbuisjes. In het eerste doet hij zout en in het tweede zand. Hij vult de reageerbuisjes vervolgens met water en schudt ze goed.
Hoe noem je mengsels die zo ontstaan?
A
in beide reageerbuisjes zit een suspensie
B
in eerste reageerbuisje zit een suspensie, in de tweede een oplossing
C
in eerste reageerbuisje zit een oplossing, in de tweede een suspensie
D
in beide reageerbuisjes zit een oplossing

Slide 9 - Quizvraag

Water met zout erin is na goed schudden een
A
Suspensie
B
Oplossing

Slide 10 - Quizvraag

Sinaasappelsap met vruchtvlees is een ...?
A
Oplossing
B
Suspensie
C
smerig

Slide 11 - Quizvraag

Ingrediënten
De meeste stoffen die je thuis tegenkomt, zijn mengsels
Dat zie je meteen als je kijkt op de verpakking van een voedingsmiddel of een medicijn. 
Daarop staat een lijst met de verschillende stoffen die in het product zitten. Die stoffen noem je ingrediënten.

Slide 12 - Tekstslide

'Zuiver' bronwater
Op een fles bronwater kan staan dat er ‘zuiver bronwater’ in de fles zit. Toch is bronwater geen zuivere stof. Er zitten allerlei opgeloste stoffen in het water, zoals je ook op het etiket kunt zien. Het woord ‘zuiver’ betekent in dit geval dat het water niet is vervuild met gevaarlijke stoffen of bacteriën. Je kunt het zonder gevaar voor je gezondheid drinken.

Slide 13 - Tekstslide

   Zuivere stof
Je vindt in huis maar enkele zuivere stoffen, bijvoorbeeld kristalsuiker. In een pak suiker zit alleen maar suiker; er zitten geen andere stoffen doorheen. Ook keukenzout is een zuivere stof, als er tenminste geen jodium aan is toegevoegd (figuur hiernaast)

Slide 14 - Tekstslide

Mengsel



Icetea bestaat uit meerdere stoffen, dit noemen we een mengsel.
 

Slide 15 - Tekstslide

Soorten mengsels
Verschillende soorten mengsels:
- Oplossing
- Suspensie

Slide 16 - Tekstslide

Oplossing = helder
vast, vloeibaar of gas in vloeibaar oplosmiddel
moleculen zitten door elkaar heen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Oplossingen herkennen
  • Oplossingen zijn altijd helder. Je kunt erdoorheen kijken. Water is helder en kleurloos, ook als je er suiker of zout in hebt opgelost. 
  • Een oplossing kan wel een kleur hebben. Thee of icetea zijn hier goede voorbeelden van. 
  • Oplossingen blijven ook altijd goed gemengd. Laat je een fles frisdrank een jaar in de kast staan, dan blijft de frisdrank goed gemengd.

Slide 19 - Tekstslide

Suspensie = troebel

Vaste stof opgelost in een vloeistof


Slide 20 - Tekstslide

Suspensies herkennen
  •  Als een mengsel troebel (ondoorzichtig) is, kan het dus geen oplossing zijn maar een suspensie
  • Verf bijvoorbeeld is geen oplossing, maar een suspensie: dat is een vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft. Verf ontmengt; het poeder zakt na verloop van tijd naar de bodem van het blik. 

Slide 21 - Tekstslide

Mengsels
Oplossing:  heldere vloeistof (kan wel een kleur hebben)
= een vaste, vloeibare of gas in een vloeistof. 

Suspensie: een mengsel waar je NIET doorheen  kunt  kijken           = een vaste stof in een vloeistof.
                        

                      

Slide 22 - Tekstslide

Filtreren
Vaste stof scheiden van vloeistof 
Dit kan bij een suspensie

Filter

Residu - blijft achter in filter
Filtraat - gaat door filter heen

Slide 23 - Tekstslide

Extraheren
Scheiden door gebruik te maken van een verschil in oplosbaarheid van vaste stoffen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Je kunt geur- en smaakstoffen uit plantendelen halen door ze in een geschikt oplosmiddel te leggen.
Hoe noem je deze manier om stoffen uit planten te winnen?
A
filtreren
B
extraheren
C
oplossen

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het residu als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft

Slide 28 - Quizvraag

Welk van onderstaande dranken maak je door te extraheren?
A
limonade
B
wijn
C
thee
D
cola

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het filtraat als je koffiezet met een koffiezetapparaat?
A
de gemalen koffie die je uit het pak in het filter schept
B
het hete water dat op de gemalen koffie druppelt
C
pas gezette koffie in de kan onder het filter
D
het koffiedik wat in het filter achter blijft

Slide 30 - Quizvraag

Huiswerk / Opdrachten maken
Heb je § 2.2 helemaal af?

Wat: lees paragraaf 2.3 en maak de opdrachten    
Tijd: tot 5 minuten voor tijd
Huiswerk: opdrachten van paragraaf 2.3 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video