Paragraaf 3.5: De zee klopt op de voordeur

Hoofdstuk 3: Water
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3: Water

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je weet welke soorten polders er zijn en dat er misverstanden bestaan over de veiligheid.
  2. Je begrijpt waarom het overstromingsrisico van Laag-Nederland toeneemt en hoe men daar de kust tegen beschermt.
  3. Je kunt op de kaart van Nederland verschillende polders en kustgedeelten aanwijzen.


Slide 2 - Tekstslide

Nederland en de “strijd tegen water”
In Nederland stonden grote stukken land vroeger onder water.
Tegenwoordig staan grote stukken land niet meer onder water. Wij hebben ervoor gezorgd dat Nederland droog en veilig is geworden. Wij hebben de gebieden op 3 manieren droog gekregen:

  1. Greppels
  2. Dijken
  3. Bemaling

Slide 3 - Tekstslide

Greppels graven
Met greppels wordt ook wel bedoeld dat er sloten/gangen door gebied heen werd gegraven. Het water kan dan in deze greppels weg stromen richting de rivier. Op deze manier blijft er water weg stromen uit het gebied. Net zolang tot het droog is.

Op welke plek: het gebied moet hoger liggen dan de zeespiegel (N.A.P.) anders kan het water via de rivieren ook niet weg stromen richting zee.

Slide 4 - Tekstslide

Dijken aanleggen
Een dijk is al het ware een muur dat water tegenhoudt. Ook door het aanleggen van dijken (samen met sluizen) kun je een gebied droog krijgen.
Als het water hoog staat, dan houd je het tegen. De sluizen zijn dan dicht. Staat het water laag (bij eb), dan zet je de sluizen open en kan het water weg stromen de rivier in.
Op deze manier kun je telkens een beetje water laten wegstromen, net zolang tot het gebied droog komt te liggen.

Op welke plek: het gebied ligt gelijk met de zeespiegel (N.A.P.). Hierdoor kan het met hoogwater water overstromen en met laagwater leeg stromen.

Slide 5 - Tekstslide

Bemaling
Bemaling is het weg pompen van water uit een gebied. Dit werd vroeger door molens gedaan en tegenwoordig door een gemaal. Omdat je het water zelf weg pompt, kun je dit water altijd weg laten stromen. Rondom het gebied staat een dijk zodat het weggepompte water niet terug kan stromen.

Op welke plek: Als het land lager ligt dan de zeespiegel. Omdat dit lager ligt dan de zeespiegel zal er altijd water (via het grondwater) naar het gebied stromen. Het gebied zal dus altijd nat zijn en onder water staan. Daarom moet het water telkens eruit worden gepompt.

Slide 6 - Tekstslide

Polders
In Nederland hebben we dus gebieden waar we zelf de waterstand kunnen regelen. Om deze gebieden ligt altijd een dijk. Deze gebieden zijn polders. We hebben 4 soorten polders:

  1. Veenpolders
  2. Zeepolders
  3. Droogmakerijen
  4. IJsselmeerpolders

Slide 7 - Tekstslide

Veenpolders
Veen is een zeer nat gebied en dus ongeschikt voor boeren om landbouw op te hebben. Het gebied moest dus droog worden. In veenpolders werden de greppels gegraven, zodat het water kon wegstromen. 
Helaas zakt hierdoor ook de bodem in. Het water hield de bodem stevig, maar nu het eruit is gelopen zakt het als een lege luchtballon in elkaar. Dit inzakken van de bodem doordat het water weg is gestroomd heet inklinking.

Veenpolders komen voor in de gebieden waar veel veen aanwezig was. Dit is vooral in het westen en het noorden van Nederland.



Veen
Veen is een grondsoort dat zich kenmerkt als een zeer nat gebied. Het zijn vele lagen dode planten die opgestapeld onder water. De bovenste laag komt boven het water uit. De lagen onderwater zijn volledig volgezogen met water.

Slide 8 - Tekstslide

Zeepolders
Mensen bouwden dijken om dorpen te beschermen tegen het hoge water van de zee. Ze zagen echter nog iets gebeuren. In de kwelders (het buitendijkse gebied) kwam er steeds meer sedimentatie van klei. Hierdoor werd dit gebied steeds hoger en hoger. En op het moment dat het hoog genoeg was, werd er een nieuwe dijk gebouwd en werd de nieuwe landbouwgrond in gebruik genomen. 

Zeepolder komen voor in gebieden aan zee zonder bescherming van duinen (het gebied moet namelijk aan de buitendijkse kant kunnen overstromen). Je vindt ze daarom in Groningen, Friesland en Zeeland.



Kwelder
Een kwelder is het gebied dat tussen de zee en de zeedijk in ligt. Dit is dus het buitendijkse gebied dat elke dag bij vloed overstroomt en waar zeeklei sedimenteert.
Op de foto is goed het verschil te zien tussen het landbouwgebied achter de dijk dat in gebruik is, en de kwelder. Deze is namelijk veel vager en staat onder invloed van de zee.

Slide 9 - Tekstslide

Droogmakerijen
Er zijn ook grote meren en plassen die wij in Nederland als landbouwgrond wilde gebruiken. Het nadeel is dat deze gebieden in Nederland onder de zeespiegel liggen en om die reden altijd onder water staan. Dit water moet dus worden weggepompt,
In een droogmakerij komen alle onderdelen samen. Er worden geulen gegraven om het water naar een kleine rivier te laten stromen en vandaar wordt het over de dijk heen gepompt. Vroeger was dit met een molen, tegenwoordig met een gemaal.
Droogmakerijen komen voor op plekken waar vroeger grote plassen lagen. Dit is voornamelijk in het westen van Nederland. Veel droogmakerijen vind je bijvoorbeeld in het Groene Hart

Slide 10 - Tekstslide

IJsselmeerpolders
In  de twintigste eeuw wilden wij echter nog meer gebied hebben voor onze landbouw. Maar alles in Nederland was al in gebruik. Wij zijn daarom in zee nieuw land droog gaan leggen.
We hebben eerst midden in zee enorme dijken aangelegd en zijn het gebied binnen de dijken droog gaan pompen. Als eerst hebben wij zo het Wieringermeer droog gekregen. Later hebben wij zelfs een deel van het IJsselmeer droog gelegd. Dit deel is Flevoland geworden.

IJsselmeerpolders komen vanzelfsprekend voor in het IJsselmeer. Dit zijn 4 polders: Wieringenmeer en 3 polders die samen Flevoland vormen.
Drooglegging IJsselmeer
Zoals op de foto te zien is hebben is het doorleggen van de IJsselmeerpolders een enorme klus geweest.
Maar het is ons uiteindelijk wel gelukt om letterlijk land midden in de zee te creëren. 

Slide 11 - Tekstslide

Inklinking van de bodem
Bron 28, gaat over de aanleg van de verschillende uitvindingen die polders mogelijk maakten én over de samenhang van deze uitvindingen met de inklinking van de bodem.
Om te zorgen dat deze ingewikkelde bron logisch wordt is het belangrijk om de extra informatie in de volgende volgorde door te nemen:

  1. Uitvindingen en ontstaan polders
  2. Inklinking
  3. Lager dan het hoogwater
  4. Lager dan het laagwater
Uitvindingen en ontstaan polders
Ook meren en plassen wilden wij als landbouwgrond gebruiken
In meren en plassen staat altijd water
Pompen met een molen
Water stroomt via geulen naar een rivier (wetering)
Via deze rivier wordt het water met een pomp over de dijk heen gepompt.
De meren in het westen van Nederland

Inklinking
Doordat er water uit het gebied weg stroomde, werd de bodem instabiel en kon het gaan inzakken. Hierdoor kwam de bodem lager te liggen.
Zoals te zien is, is aan het einde van 21e eeuw op sommige plekken de bodem wel 3 meter extra naar beneden gezakt. Dit is nog niet eens zo extreem. Schiphol bijvoorbeeld ligt 4 meter onder de zeespiegel.
Lager dan het hoogwater
De bodem is dus ingezakt door de aanleg van greppels.
Op het moment dat de bodem lager was gezakt dan het water komt bij hoogwater ontstond een probleem. Namelijk, bij hoogwater kon het water het gebied weer instromen. Vanaf dit punt moesten dus dijken (met sluizen) worden gebouwd om het water tegen te houden.
Lager dan het laagwater
Door de bouw van dijken kon de bodem nog verder inklinken. Op het moment dat de bodem zelfs onder het niveau van het water komt bij laagwater, dan is er een ander groot probleem: water zal altijd het gebied weer in stromen. Vanaf dit moment is het nodig dat er molens worden gebouwd om het water constant weg te pompen over de dijk heen.

Slide 12 - Tekstslide

Bescherming tegen de zee
De zee is een grote dreiging voor Nederland. Zeker omdat de meeste grote steden in het westen van Nederland (en dus onder zeeniveau) liggen. Mocht de zee Nederland overstromen, dan worden dus enorm veel mensen getroffen.
Voor onze bescherming tegen zee, zijn wij afhankelijk van 2 barrières:

  1. Dijken
  2. De zeereep (de eerste rij duinen)

Slide 13 - Tekstslide

Dijken en dijkringen
We hebben in Nederland heel veel dijken gebouwd. Van dijken op land naast rivieren en aan zee, tot aan dijken in zee. Sommige dijken op slimme plekken zorgen ervoor dat wij er uiteindelijk minder hoeven te hebben. 

Daarnaast hebben wij nog iets doorgevoerd: dijkringen.
Wij hebben rondom Nederland niet een grote dijk, maar wij hebben verschillende dijkringen aangelegd. Rondom een gebied ligt een enkele ring. Het voordeel hiervan is dat als een dijk doorbreekt, dat enkel het gebied binnen deze ring overstroomt, maar niet ook andere gebieden. Zoo blijft de rest van Nederland veilig als het toch ergens mis gaat.
De afsluitdijk
De afsluitdijk beschermt alles rondom de IJsselmeerpolders. Zo hoeven er minder goede dijken te zijn in het zuiden van Friesland, rondom Flevoland en het oosten van Noord-Holland. Hiervoor in de plaats is er één enorm stevige afsluitdijk aangelegd.
Deltawerken
De deltawerken in Zeeland zijn gebouwd na de watersnoodramp. Duidelijk was dat de dijken in Zeeland niet goed genoeg waren tegen extreem hoogwater. Daarom is niet besloten om álle dijken in heel Zeeland te versterken, maar om in zee enorme dijken te bouwen die de zee volledig kunnen afsluiten als het nodig is bij een storm of extreem hoogwater. Zo blijft heel Zeeland met veel minder dijken alsnog veilig

Slide 14 - Tekstslide

Duinen en de zeereep
De duinen en de zeereep zijn de natuurlijke dijken van Nederland. Deze kunnen veel doorstaan. Maar toch kunnen ze bij een storm ernstig beschadigd raken. Zo kan bij een storm een deel van de duin worden weggeblazen = kustafslag.
Dat betekent dat de duin weer moet worden opgebouwd. Vaak doen wij dit door zand te spuiten in de buurt van de duin. Door deze zandsuppletie komt er meer zand dat uiteindelijk op de duinen kan worden geblazen. Zo helpen wij de zeereep sneller te herstellen.
Zijn de duinen heel breed (of ligt er geen grote stad achter die beschermd moet worden), dan is het prima als het langer duurt voordat de natuur zelf de duin heeft hersteld. Als wij de natuur de gang laten gaan, dan noemen wij dit dynamisch kustbeheer.

Slide 15 - Tekstslide

De waddenzee
In de Waddenzee is er balans tussen eb en vloed. Hierdoor wordt er telkens sediment aangevoerd en weer meegenomen. Door dit getijdenlandschap ontstaan een zeer unieke omgeving met een enorme biodiversiteit. De Waddenzee is zelfs het grootste getijdenlandschap ter wereld en die willen wij beschermen.
Maar door de zeespiegelstijging kan deze onder druk komen te staan. Bij een beetje zeespiegelstijging is er niets aan de hand. Dan neemt de zee iets meer sediment mee en dan blijft alles alsnog in evenwicht. Maar is de zeespiegelstijging enorm groot, dan bestaat de kans dat de Waddenzee zoveel onder water komt te staan, dat er te weinig sedimentatie zal zijn.
In dat geval is het nodig dat wij ook hier aan zandsuppletie zullen doen.

Slide 16 - Tekstslide