++ H4 chapitre 1: exercices

H4 Chapitre 1: Exercices++
Tijd over: Open deze les en maak de extra oefeningen. Elke les worden hier oefeningen aan toegevoegd.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H4 Chapitre 1: Exercices++
Tijd over: Open deze les en maak de extra oefeningen. Elke les worden hier oefeningen aan toegevoegd.

Slide 1 - Tekstslide

Dit is een Boeing 77. Wat is 77 in het Frans?
A
soixante-dix sept
B
sept cent soixante-dix
C
soixante-dix-sept-cent
D
sept cent soixante-dix-sept

Slide 2 - Quizvraag

le bureau
l'ordinateur
le mur
l'élève
le prof
le stylo
le livre
Le sac à dos
La porte
le portable
le poster

Slide 3 - Sleepvraag

Middellandse zee
Parijs
Atlantische oceaan
De Alpen
De Pyreneën

Slide 4 - Sleepvraag

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 5 - Sleepvraag

Vertaal: Meneer, ga rechtdoor.
A
Monsieur, allez tout droit.
B
Monsieur, vas tout droit.
C
Monsieur, va tout droit.
D
Monsieur, aller tout droit.

Slide 6 - Quizvraag

auberge
camping

Slide 7 - Sleepvraag

avoir
être
aller
faire
zijn
hebben
maken / doen
gaan

Slide 8 - Sleepvraag

timer
1:30
Is het avoir of être?
Sleep de vervoegingen naar het juiste werkwoord.
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
être = 
avoir = 
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est
hebben
zijn

Slide 9 - Sleepvraag

Combinez les couleurs
jaune
bleu
noir
gris
rouge
vert
blanc
orange
rose
brun /
marron
violet

Slide 10 - Sleepvraag

Combineer de klokken met de kloktijden
Il est une heure
Il est une heure et quart
Il est une heure moins le quart
Il est une heure et demie

Slide 11 - Sleepvraag

Tu habites où?
Comment tu t'appelles?
Il pleure pourquoi?
C'est qui ton meilleur ami?
Qu'est-ce que c'est?

Ton anniversaire, c'est quand?
Tu as combien de frères?
Waar
Hoe
Waarom
Wie
Wat
Wanneer
Hoeveel

Slide 12 - Sleepvraag

Check: hoe zeg je "Ik heb gepraat"
A
je parle
B
tu parles
C
J'ai parlé
D
Tu as parle

Slide 13 - Quizvraag

Komt het bijvoeglijk naamwoord voor of achter het zelfstandig naamwoord?
VOOR
ACHTER
blanc
adorable
belle
nouveau
active
grands
bonnes

Slide 14 - Sleepvraag

1 Il y a deux _____________ garçons _____________ dans la classe.        -->  

2 Vous arrivez dans une _____________ zone _____________ .                -->             

3 J'ai reçu un _____________ cadeau _____________ de ma copine.     -->  

4 Ce sont des pulls pour des _____________ hommes ____________.  -->  

5 Tu préfères les _____________ robes _____________?                             -->  

6 Fabienne est une _____________ fille _____________.                            -->  

Onderdeel E: Sleep het bijvoeglijk naamwoord naar de juiste plaats. 
nouveaux
dangereuse
joli
vieux
bleues
jeune

Slide 15 - Sleepvraag

hij heeft gespeeld
wij zijn vertrokken
zij zingen
jij maakt af
u heeft teruggegeven
nous sommes partis
tu finis
il a joué
vous avez rendu
elles chantent

Slide 16 - Sleepvraag

timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 17 - Sleepvraag

avoir
=
  hebben



Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                     avons
                          ont
                             ai
                        avez
                            as
                              a

Slide 18 - Sleepvraag

nous sommes
tu es
c'est
ils sont
je suis
elle est
il est
elles sont
vous êtes
ik ben
jij bent
hij is
zij is
u bent
wij zijn
zij zijn (m)
zij zijn (v)
het is

Slide 19 - Sleepvraag

répondre
attendre
entendre 
vendre
perdre
De werkwoorden op –RE :
verkopen
antwoorden
wachten
horen
verliezen

Slide 20 - Sleepvraag

1. Eminem est un .................. rappeur .................... . (goed)
2. Rihanna est une ....................... chanteuse ................ . (goed)
3. Ce sont des ..................... chats ...................... (grijs)
4. J'ai les ..................... yeux .................. (blauw)
5. Tu as des ..................... résultats (m) ..................... (goed)
Sleep de juiste vorm van het bijv. nw naar de juiste plek.
Wat overblijft gooi je weg in de prullenbak.





bon
bons
bonne
bonnes
gris
noir
grises
noire
bleu
bleue
bleus
noirs

Slide 21 - Sleepvraag

6. C'est une ...................... dame ................... (oud)
7. La ............... maison .................. est à vendre. (nieuw)
8. Mon grand-père est ....................... (oud).
9. Les .............. garçons .............. sont aussi intelligents. (mooi)
10. Tu aimes ma ................. robe ................. (mooi)
11. Ce sont des ................... filles ................. (actief)
Sleep de juiste vorm van het bijv. nw naar de juiste plek.
Wat overblijft gooi je weg in de prullenbak.
vieux
vieille
nouvelles
beau
beaux
belle
belles
actif
actifs
active
actives
bon
bons
nouvelle

Slide 22 - Sleepvraag