6.3 Werken met weerstanden (opg.23-25)
1 / 15
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
23a. Ik heb een batterij van 9V en een lampje dat maximaal 6V mag hebben. Hoe moet ik het lampje aansluiten op de batterij?
A
Direct, de spanning over het lampje stopt automatisch bij 6V
B
Samen met een weerstand in serie
C
Samen met een weerstand parallel
D
Kan niet, batterij van 6V is nodig
Slide 4 - Quizvraag
23b. Hoe verandert de totale weerstand van een serieschakeling als je er steeds meer weerstanden in zet?
A
Rtot wordt groter
B
Rtot wordt kleiner
C
Rtot blijft gelijk
D
Kan je niet zeggen
Slide 5 - Quizvraag
23c. Waarom wordt de totale weerstand van een aantal weerstanden ook wel de 'vervangingsweerstand' genoemd?
timer
1:00
Slide 6 - Open vraag
23d. Met welke formule kun je de 'vervangingsweerstand' berekenen van drie parallel geschakelde weerstanden berekenen?
timer
1:00
Slide 7 - Open vraag
24a. In welke schakeling is de stroomsterkte overal even groot?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 8 - Quizvraag
24b. In welke schakeling splitst de stroom zich bij elke vertakking?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 9 - Quizvraag
24c. In welke schakeling staat de volledige bronspanning over elk schakelonderdeel?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 10 - Quizvraag
24d. In welke schakeling verdeelt de bronspanning zich over de weerstanden?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 11 - Quizvraag
25a. Totale weerstand is het kleinst in
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
Slide 12 - Quizvraag
25b. Totale stroomsterkte is het kleinst in
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
Slide 13 - Quizvraag
25c. De lampjes branden het felst in
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
