2 basis 4.7 splitsbare werkwoorden

2 Basis splitsbare werkwoorden
Grammatica 4.7
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2 Basis splitsbare werkwoorden
Grammatica 4.7

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen


Ik herken splitsbare werkwoorden
Ik kan splitsbare werkwoorden gebruiken
Ik oefen in de lesmethode

Slide 2 - Tekstslide

Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen kunnen bestaan.


Je benoemt de beide delen als werkwoord (ww).

Slide 3 - Tekstslide

opeten
Ik eet die taart wel op.
nakijken
Mijn docent kijkt de toetsen altijd snel na.
uitnodigen
Wij nodigen jou uit.

Slide 4 - Tekstslide

Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.


Slide 5 - Tekstslide

Ik zit op de bank

hele werkwoord = zitten 
op = voorzetsel

Let je goed op?

hele werkwoord = opletten 
op = deel van een splitsbaar werkwoord


Slide 6 - Tekstslide

Is het woord een voorzetsel? Zet vz onder het woord.
Is het woord deel van een splitsbaar werkwoord? Zet ww achter het woord.
Ik zit op de bank. 
zit = ww
op = vw

Let je goed op? 
Let = ww
op = ww

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord is géén splitsbaar werkwoord?
A
opsluiten
B
voortrekken
C
nadenken
D
allemaal splitsbaar

Slide 8 - Quizvraag

Is het volgende werkwoord splitsbaar?
Uitleggen
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Welk werkwoord kan je opsplitsen (en is dus een splitsbaar werkwoord)?
A
Verblijven
B
Nakijken
C
Voetballen
D
Tekenen

Slide 10 - Quizvraag

Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)?
Zij staat aan de rand van het meer.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)

Slide 11 - Quizvraag

Is 'aan' een splitsbaar werkwoord (ww) of een voorzetsel (vz)?
Zij trekt een leuk jurkje aan.
A
splitsbaar werkwoord (ww)
B
voorzetsel (vz)

Slide 12 - Quizvraag

Ik ruim mijn kamer op.
'opruimen' is een:
A
voltooid deelwoord
B
splitsbaar werkwoord
C
onderwerp
D
leesteken

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is WEL een splitsbaar werkwoord?
A
tafeltennissen
B
veranderen
C
hardlopen
D
bedanken

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is een splitsbaar werkwoord?
A
achtervolgen
B
samenvatten
C
mislukken
D
bedenken

Slide 15 - Quizvraag

Ik lig op de bank
Wat is 'op'?
A
onderdeel van het splitsbaar werkwoord opliggen
B
een los voorzetsel

Slide 16 - Quizvraag

Een voorbeeld van een splitsbaar werkwoord is
A
opmaken
B
maken
C
openen
D
opperen

Slide 17 - Quizvraag

noem een splitsbaar werkwoord

Slide 18 - Woordweb

Lesdoelen


Ik herken splitsbare werkwoorden
Ik kan splitsbare werkwoorden gebruiken
Ik oefen in de lesmethode

Slide 19 - Tekstslide

Zijn jouw doelen gehaald? Wat heb je nog van mij nodig?

Slide 20 - Open vraag