Formuleren §4

Open alvast je boek op blz. 240-241

Tas tegen de muur
Spullen op tafel.
timer
5:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open alvast je boek op blz. 240-241

Tas tegen de muur
Spullen op tafel.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

  • Je weet hoe je kunt variëren in je woordgebruik.
  • Je kunt variëren in zinsopbouw. 
  • Je kunt voorbeelden gebruiken om je tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1. Verder met het hoofdstuk: formuleren. 
2. De theorie van paragraaf 3: Variëren in zinsopbouw kort herhalen.
3. De uitleg van paragraaf 4: Voorbeelden gebruiken.
4. De opdrachten van paragraaf 4: Voorbeelden gebruiken.


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 4 - Tekstslide

De manier waarop je iets onder woorden brengt (of de manier waarop je iets uitdrukt in woorden). 

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Die behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 5 - Tekstslide

§3 Zinsopbouw
De meeste zinnen hebben de volgende opbouw:
onderwerp - persoonsvorm - ander zinsdeel (OPA)
De leraar (OW) geeft (PV)
de uitleg (A). 
Alleen maar OPA-zinnen te gebruiken, maakt een tekst saai. Je moet dus niet alleen variëren in woordkeuze, maar ook in zinsopbouw.

Slide 6 - Tekstslide

§3 Zinsopbouw
Zo varieer je in zinsopbouw:
  • Kies naast OPA ook de andere volgorde: APO.
  • Maak zo nu en dan een vraagzin: POA.
  • Gebruik (in teksten waar dat kan), ook de gebiedende wijs (PA).

Slide 7 - Tekstslide

Welke zinsopbouw?

Stripverhalen zijn al zo'n tweehonderd jaar oud.
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 8 - Quizvraag

Welke zinsopbouw?

Is een graphic novel iets ander dan een stripboek?
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 9 - Quizvraag

Welke zinsopbouw?

Vorig jaar is de populariteit van stripverhalen flink gestegen.
A
OPA
B
POA
C
APO
D
PA

Slide 10 - Quizvraag

Maak zelf in stilte een zin met als zinsopbouw 'APO'.

timer
3:00

Slide 11 - Open vraag

Waarom zou het belangrijk zijn om voorbeelden in een tekst te gebruiken?

Slide 12 - Open vraag

§4 Voorbeelden
gebruiken
Een tekst (of presentatie) wordt leuker en duidelijker als je voorbeelden gebruikt. Met een voorbeeld leg je een moeilijk woord uit of maak je een situatie duidelijk. Een voorbeeld kan kort zijn (een aantal woorden), maar ook lang (een hele alinea). 


Slide 13 - Tekstslide

§4 Voorbeelden
gebruiken
Voorbeelden moet je aankondigen.
Dat kun je doen met signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan...

Het aantal jonge rokers is de laatste jaren flink gedaald. Als we bijvoorbeeld kijken naar het aantal rokende scholieren, zien we dat er in 1999 veel meer scholieren rookten dan in 2020.


Slide 14 - Tekstslide

Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt. Wat is het signaalwoord?

Slide 15 - Open vraag

Het gaat al jaren slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS toonden vorig jaar aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, scholeksters en veldleeuweriken steeds verder daalt.
Waar worden voorbeelden van genoemd?
A
Cijfers van CBS
B
vogels
C
weidevogelsoorten
D
grutto's

Slide 16 - Quizvraag

Vul de zin aan met drie duidelijke voorbeelden. Karel wil in de dierentuin lang kijken bij de wilde dieren, zoals ..., ... en ...

Slide 17 - Open vraag

In onderstaande zinnen staan voorbeelden. Noteer ze.
1. Aan de Dakar Rally doen vervoermiddelen mee als auto’s, vrachtwagens en motoren.
2. In de schuur staat een heleboel tuingereedschap: een schop, een hark en een schoffel, en ook een grasmaaier en een bladblazer.
3. Er zijn steeds meer middelen voor minder mobiele ouderen. Denk maar aan rollators, trapliften en scootmobielen.
Als je je trekkerstentje ontgroeid bent, zijn er andere mogelijkheden om te ‘kamperen’, bijvoorbeeld een chalet of een glampingtent.
Opdracht
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Wat?
Cursus 6 Formuleren: §4 Voorbeelden gebruiken.
Opdracht 1 en 2 op blz. 240-241
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in je boek (groene blok), de uitlegvideo.
Tijd
Tot het einde van de les. Niet af? Huiswerk!
Waarom?
Om te oefenen om voorbeelden in een tekst te gebruiken.
Klaar?
Ga verder met je boekopdracht. 
Huiswerk 

Slide 19 - Tekstslide

  • Je weet hoe je kunt variëren in je woordgebruik.
  • Je kunt variëren in zinsopbouw. 
  • Je kunt voorbeelden gebruiken om je tekst aantrekkelijker en duidelijker te maken.
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ha: ihcqy

Slide 21 - Tekstslide