Herhaling h3

NaSk
Wat gaan we doen?
Herhalen hoofdstuk 3

Toets woensdag 27 Januari
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NaSk
Wat gaan we doen?
Herhalen hoofdstuk 3

Toets woensdag 27 Januari

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen
Atmosfeer/ dampkring: luchtlaag rond de aarde.
Vacuüm: Luchtledige (zonder lucht) ruimte
Luchtdruk (atmosferische druk): druk die de lucht uitoefent op alles om zich heen (eenheid: Pascal).
Tegendruk: lucht aan de binnenkant van een voorwerp, mes of dier die de luchtdruk compenseert.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Begrippen
Gasdruk: druk die een gas op de wanden van een afgesloten ruimte uitoefent.
Barometer: meet de luchtdruk.
Manometer: meet de overdruk.
Overdruk: het verschil tussen de luchtdruk en de gasdruk.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wet van Boyle
Wanneer het volume n x zo klein wordt, wordt de druk n x zo groot.

Slide 11 - Tekstslide

Een duiker gebruikt een compressor om een duikfles met perslucht te vullen. De compressor zuigt 1600 liter lucht van 1,0 bar aan en perst die in een fles van 8 liter.
Beredeneer hoe groot de (gas)druk van de lucht in de fles wordt.

Slide 12 - Open vraag

Uitwerking
Gegeven: 
Vooraf: volume= 1600 L en druk = 1,0 bar.
na: volume = 8 L
Gevraagd: druk na
Uitwerking: n= 1600/8= 200 x zo klein
Druk 200 x zo groot
200 x 1,0 = 200 bar

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Begrippen
Convectiestromen: luchtverplaatsing die ontstaat door het dichtheidsverschil tussen warme en koude lucht. 
Isoleren: beschermen tegen warmteverlies
Warmte-isolator: stof die warmte slecht doorlaat.

Slide 16 - Tekstslide

Stikstof
Zuurstof
Koolstofdioxide
Overig

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is het verbrandingsschema van aardgas?

Slide 18 - Open vraag

Koolstofdioxide toon je aan met ......
A
Alcohol
B
Helder kalkwater

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noemen we de luchtlaag rond de aarde?
A
Atmosfeer
B
Ozonlaag
C
Dampkring
D
Luchtdruk

Slide 20 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Naarmate je verder omhoog gaat neemt de luchtdruk af.
B
Naarmate je meer omhoog gaat neemt de luchtdruk toe.

Slide 21 - Quizvraag

Een vacuüm ruimte kan tegendruk bevatten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Welke eenheid hoort bij luchtdruk
A
Kilogram
B
Meter
C
Pascal
D
Newton

Slide 23 - Quizvraag

Met een barometer meet je de:
A
Luchtdruk
B
Tegendruk
C
Gasdruk

Slide 24 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Koude lucht daalt, warme lucht stijgt
B
Warme lucht daalt, koude lucht stijgt
C
Warme lucht en koude lucht daalt

Slide 25 - Quizvraag

Wat is overdruk?

Slide 26 - Open vraag

Wat is de wet van Boyle?


A
Als je het volume n x zo klein maakt, dan wordt de druk n x zo groot
B
Als je het volume n x zo klein maakt, dan wordt de druk n x zo klein
C
Als je het volume n x zo groot maakt, dan wordt de druk n x zo groot
D
Als je het volume n x zo klein maakt, dan wordt de druk 2n x zo groot

Slide 27 - Quizvraag

Pieter pompt een fietsband op totdat de luchtdruk in de band 3,7 bar is. Daarna meet hij de bandenspanning met een manometer.
Welke druk geeft de manometer aan?
A
1,7 bar
B
2,7 bar
C
3,7 bar
D
4,7 bar

Slide 28 - Quizvraag

Uitwerking vorige vraag
Luchtdruk in de fietsband = 3,7 bar
Manometer meet overdruk (drukverschil)
Luchtdruk omgeving = 1,0 bar ( dit is altijd 1 bar, tenzij er anders staat in de vraag)
Drukverschil: 3,7 - 1,0 = 2,7 bar.
De manometer geeft 2,7 bar aan.

Slide 29 - Tekstslide

Afsluiten
Toets woensdag 27 januari

Slide 30 - Tekstslide

Ben je goed voorbereid voor de toets?
110

Slide 31 - Poll

Wat heb jij nog nodig in de les om je goed voor te kunnen bereiden op de toets?

Slide 32 - Open vraag