hfst 12.1 stroom en spanning

stroom en spanning
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

stroom en spanning

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Serie- en parallelschakeling:
Serieschakeling:
  • 1 stroomkring
  • 1 lampje uit > alles uit
  • Stroomsterkte is overal gelijk
  • Spanning wordt verdeeld
Parallelschakeling:
  • meerdere stroomkringen
  • 1 lampje uit > rest blijft aan
  • De totale stroomsterkte is de de stroom van alle sub-kringen bij elkaar opgeteld
  • De spanning is gelijk bij elke sub-kring

Slide 3 - Tekstslide

Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 

"I" is het symbool voor stroomsterkte
De eenheid is ampère (A)

Stroommeter (ampèremeter) meet je de hoeveelheid stroom 
(ALTIJD IN SERIE)

Kleine 
stroom
Grote
stroom

Slide 4 - Tekstslide

Stroomsterkte in een schakeling
In Serie-schakeling:
  • De stroomsterkte is overal gelijk


In een parallel-schakeling
  • Tel de stroomsterkte van alle subkringen op.
  • Dit is de stroom die door de hoofdkring loopt.
It=I1+I2+I3+...
It=I1=I2=I3=...

Slide 5 - Tekstslide

Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren. 

Het symbool voor spanning is U
De eenheid is volt (V).

Stopcontact heeft een spanning van 230 V

Spanning meet je met een voltmeter 
(ALTIJD in PARALLEL)
Hoge 
spanning
Lage
spanning

Slide 6 - Tekstslide

Spanning in een schakeling
In Serie-schakeling:
  • De spanning word verdeeld over weerstanden/lampjes



In een parallel-schakeling
  • Is de spanning overal gelijk in een sub-kring
Ut=U1+U2+(U)3+...
Ut=U1=U2=U3=...

Slide 7 - Tekstslide

Gelijkspanning/wisselspanning
Gelijkspanning (DC): 
  • de spanningsbron heeft een + en - pool. 
  • De stroom loopt van + naar -. 

Wisselspanning (AC): 
  • de spanningsbron heeft geen specifieke polen. 
  • De polen wisselen 50 maal per seconde, dus 50 Hz. 

Slide 8 - Tekstslide

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!


Slide 9 - Tekstslide

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!

Led: 
  • is een diode die licht uitzendt
  • Light-Emitting Diode

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

stroom en spannings
meter

De stroommeter, ook wel ampèremeter, wordt altijd in serie geschakeld

De spanningsmeter, of voltmeter altijd parallel

Slide 12 - Tekstslide

Vermogen
P=UxI
Vermogen=Spanning x Stroomsterkte

(Watt=Volt x Ampere)



Slide 13 - Tekstslide


Vera wilt het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
a) Teken de schakelschema die Vera moet maken.

b) Nadat Vera de schakeling heeft afgemaakt, kijkt ze op de beide meters (afbeelding 14).
Noteer hoe groot de spanning en de stroomsterkte zijn.

Slide 14 - Tekstslide


Vera wil het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is
haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
De meters geven aan:
  • U = 9,0 V   I = 0,22 A
c) Bereken hoe groot het vermogen is dat de batterij aan het lampje levert.

Slide 15 - Tekstslide


Vera wil het vermogen bepalen dat een
batterij aan een lampje levert. In afbeelding 13 is
haar schakeling gedeeltelijk weergegeven.
De meters geven aan:
  • U = 9,0 V   I = 0,22 A
c) Bereken hoe groot het vermogen is dat de batterij aan het lampje levert.

Gegevens:
  • U = 9,0 V   ;   I = 0,22 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking:
  • P = 9 x 0,22 = 2,0 W
Antwoord:
  • Het vermogen is 2,0 Watt

Slide 16 - Tekstslide

Samen de oplossing vinden
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 17 - Tekstslide

Samen de oplossing vinden
Gegevens:
  • U = 6 V   ;   I = 2 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking/antwoord:
  • P = 6 x 2 = 12 W    
  • Het vermogen van het lampje is 12 W
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 18 - Tekstslide

Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden. 

Een iPhone 13 batterij heeft een capaciteit van 3.722 mAh 

Slide 19 - Tekstslide

Capaciteit:
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij.
  • Wordt opgegeven in Ah (Ampére-uur) 
  • Batterijen hebben kleine capaciteit => mAh (milli-Ampére-uur)
  • 2 000 mAh gaat twee keer zo lang mee als een batterij van 
       1 000 mAh
C=It
C = capaciteit [Ah]
I = Stroomsterkte [A]
t = tijd [h]

Slide 20 - Tekstslide

Capaciteit
 



Symbool: C
Eenheid: Ah (Ampère-uur) of mAh (milli Ampère-uur)
C=It
Capaciteit=stroomsterktetijd

Slide 21 - Tekstslide

Opg. 11 (p. 18)
Wietske doet twee oplaadbare AA-batterijen van elk 1800 mAh in haar zaklamp. 
a) Bereken de totale capaciteit van de twee batterijen in Wietskes zaklamp.
  • C = 1800 + 1800 = 3600 mAh

b) Op deze twee batterijen kan de zaklamp 1,5 h blijven werken. 
Bereken hoe groot de stroomsterkte in ampère is, als Wietske de zaklamp gebruikt.

Slide 22 - Tekstslide

Opg. 11 (p. 18)
Wietske doet twee oplaadbare AA-batterijen van elk 1800 mAh in haar zaklamp. 
a) Bereken de totale capaciteit van de twee batterijen in Wietskes zaklamp.
  • C = 1800 + 1800 = 3600 mAh

b) Op deze twee batterijen kan de zaklamp 1,5 h blijven werken. 
Bereken hoe groot de stroomsterkte in ampère is, als Wietske de zaklamp gebruikt.

Gegevens:
  • C = 3600 mAh = 3,6 Ah
  • t = 1,5 h
Gevraagd:
  • I = ? A
Formule:
  • C = I x t  =>  I = C : t
Uitwerking:
  • I = 3,6 : 1,5 = 2,4 A
Antwoord:
  • De stroomsterkte is 2,4 A

Slide 23 - Tekstslide

Formule's en begrippen:

Stroomsterkte
  • Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 
Spanning 
  • Hoeveelheid energie dat de elektronen mee krijgen van de spanningsbron 
Vermogen
  • De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt 
Capaciteit
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij
C=It
P=UI

Slide 24 - Tekstslide