NK, Kapitel 1, les 2, week 38

Willkommen im Deutschunterricht
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Willkommen im Deutschunterricht

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel(e)
1. Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken

2. Je kunt het werkwoord sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
Deel 1:
* Korte herhaling 5 kenmerken Duitse taal.
* Grammatica : werkwoord sein
* Ga je zelfstandig aan het werk

Deel 2:
* quiz grammatica
* spreekvaardigheid ( deels zelfstandig)

Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Wie weet wat in de Duitse taal anders is als bij de Nederlandse?

Slide 5 - Tekstslide

1. 
Das Eszet / Ringel s   

Slide 6 - Tekstslide

2. 
Zelfstandige naamwoorden
 schrijf je met een hoofdletter

Slide 7 - Tekstslide

3. 
Het Duits heeft 3 lidwoorden

Slide 8 - Tekstslide

4.
In het Duits krijg je vier naamvallen

Slide 9 - Tekstslide

5.
In het Duits gebruiken ze een Umlaut
Deze zorgt voor een klankverandering
bv: der Bruder  - die Brüder

Alleen te vinden op klinkers in 
het woord :     AUTO

Slide 10 - Tekstslide

HUISWERK nakijken
1. Maak in je BOEK van Kapitel 1, B Wortschatz ->
    Aufg. 4, 5, 6 und 7a
2. Schrijf dan de woorden van Kapitel 1, Duits- Nederlands in je schrift!
3. Maak in je BOEK van Kapitel 1, C Lesen -> Aufg. 8 + 9

Slide 11 - Tekstslide

Grammatica van hoofdstuk 1:

Het werkwoord zijn:   
" sein"

Dit moet je uit je hoofd leren!!!

Slide 12 - Tekstslide

An die Arbeit 
1. Maak in je BOEK van Kapitel 1, D Grammatik
    Aufg. 10, 11, 12, 

2. Ben je klaar? Oefen dan met slim stampen
      onderdeel "Grammatik"



Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Schrijf dit over in je schrift!

Slide 16 - Tekstslide

Das Lied "sein"

Slide 17 - Tekstslide

Het werkwoord sein.  
timer
1:00
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 18 - Sleepvraag

Du (sein)
timer
0:10
A
ist
B
sein
C
bin
D
bist

Slide 19 - Quizvraag

wir (sein)
timer
0:10
A
seien
B
sind
C
sein

Slide 20 - Quizvraag

sein: ihr
timer
0:10
A
sind
B
seid
C
sein
D
sindet

Slide 21 - Quizvraag

An die Arbeit 
1. Maak in je BOEK van Kapitel 1, D Grammatik
    Aufg. 10, 11, 12, 

2. Maak online van Kapitel 1, E Sprechen
    Aufg. 13, 18, 19, 21



Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgaben
1. Maak in je BOEK van Kapitel 1, D Grammatik


    Aufg. 10, 11, 12, 
2. Maak online van Kapitel 1, E Sprechen
    Aufg. 13, 18, 19, 21

3. Leer van Kapitel 1, de woorden uit de Lernliste, S.26 via slim stampen. 
4. Leer van Kapitel 1, Grammatik via slim stampen.

Slide 23 - Tekstslide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
1. Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken

2. Je kunt het werkwoord sein in de tegenwoordige tijd                 gebruiken.

Slide 24 - Tekstslide

Hausaufgaben für nächste Woche, Kapitel 3

1.  Leren: werkwoorden haben / sein
                    zwakke werkwoorden tegenwoordige tijd
                    leren Wörterliste A, S. 41

2. Maken van Kap. 3:  
     3.3 t/m 3.6, 4.3,  5.2, 6.4, 8.2 , 19.4

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide