Het ERK
onderscheidt zes niveaus van taalbeheersing: van beginner tot near-native.
Het ERK beschrijft vaardigheidsniveaus van taalbeheersing, in termen van:
taalomvang: wat moet je kunnen, in welke contexten en voor welke doelen?
taalcomplexiteit en mate van correctheid: hoe goed moet je het kunnen?
Wat men zou moeten kunnen in de betreffende taal is uitgewerkt in 'can do'-descriptoren.