begrijpend lezen Da Vinci

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 4

maak de vragen

Waarom lees ik de tekst

Kijk naar de tekst over Leonardo da Vinci. Deze tekst begint op dia 10. Wat voor soort tekst is dit?

1. een gedicht
2. een tekst uit een krant
3. een verhaal
4. een tekst uit een schoolboek

Voor wie is dit een goede tekst?

1. Ik wil iets leren over Leonardo da Vinci.
2. Ik wil iets grappigs lezen over Leonardo da Vinci.

Waar gaat de tekst over?
Lees de titel en bekijk de plaatjes. Weet je waar de tekst over gaat?

1. ja
2. nee
3. een beetje

Wat weet ik al over het onderwerp?

Leonardo da Vinci was een uitvinder. Wat weet je al over uitvindingen?Schrijf het op de volgende bladzijde.

Schrijf het op.

uitvindingen

De tekst ging over Leonardo da Vinci. Waarom is hij beroemd?

Wat doe ik als ik het niet meer snap?
Lees de tekst.
In regel 12 lees je het woord portretten. Je weet niet wat een portret is. Wat helpt je?

1. Er staat een plaatje bij.
2. Er staat een uitleg bij.

Wat is een portret?

1. Een schilderij van bloemen en planten.
2. Een schilderij van de bergen.
3. Een schilderij van een groep dieren.
4. Een schilderij van een mens.

In regel 22 zie je het woord hij. Naar wie wijst hij?

Welke vragen zie ik?
In regel 44 staat een vraag. Wat is geen goed antwoord op deze vraag.
Da Vinci is beroemd, omdat hij:

1. mooie schilderijen heeft gemaakt.
2. ontdekte dat een boom ringen heeft.
3. van de natuur hield.
4. veel dingen heeft uitgevonden.

Welk plaatje past bij de tekst?
Lees het stukje onder Uitvinder (regel 16 t/m 22).
Da Vinci bedacht dingen om mee te vliegen.
Welk plaatje heb je nu in je hoofd?
Schrijf op.

Da Vinci keek goed naar vogels. Hij wilde weten hoe ze konden vliegen. Welk plaatje past daarbij?

1. 
2. 
3. 

Na het lezen
Hoe vat ik samen?
Lees het stukje onder Onderzoeker (regel 36 t/m 41). Hoe kun je het stukje het best kort navertellen?

1. Da Vinci was nieuwsgierig.
2. Da Vinci onderzocht de natuur.
3. Da Vinci hield van de natuur.

Kijk nog eens naar de vraag over het woordweb (uitvindingen). Weet je nu meer? Schrijf het erbij. Of schrijf het hieronder.

Tijd over?
Da Vinci schilderde en vond dingen uit. In museums kun je zien wat hij heeft gemaakt. Wat zou je in het echt willen zien? Schrijf op.