MW 7.2. WH persoonlijke voornaamwoorden + hulpwerkwoorden

Willkommen
Frau Rörig

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Willkommen
Frau Rörig

Slide 1 - Tekstslide

classroom        hzoe7tu
Lesson Up

Komende weken:  meet in classroom gebruiken!
 
  

Slide 2 - Tekstslide

vraagformulier  in classroom

Slide 3 - Tekstslide

Fragen oder Wünsche?

Slide 4 - Tekstslide

Programm Montag 7.2.
Sprechen      
Grammatik      wiederholen                        


Ziel: Ihr könnt werkwoorden korrekt gebrauchen.
          

Slide 5 - Tekstslide

Sprechen
Stellt euch vor!

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 7 - Tekstslide

ik
jij
hij
wij
jullie
zij (mv)
zij (ev)
het
u
wir
du
sie (ev)
ihr
es
er
sie (mv)
ich
Sie

Slide 8 - Sleepvraag

1
2
3
6
4
5
wir
du
sie (ev)
ihr
es
er
sie (mv)
ich
Sie

Slide 9 - Sleepvraag

hulpwerkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

hulpwerkwoorden tegenwoordige tijd


sein


haben


werden
ich
bin
habe
werde
du
bist 
hast
wirst
er/sie/es
ist
hat
wird
wir
sind
haben
werden
ihr
seid
habt
werdet
sie/Sie
sind
haben
werden
ist ge - wese - en
hat ge - hab - t
ist ge - word - en

Slide 11 - Tekstslide

seid
 sind
bin
ich
sind
 bist
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie
ist

Slide 12 - Sleepvraag

habe
haben
haben
 hast
 hat
ich
habt
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie

Slide 13 - Sleepvraag

werden
worden                                               Ich werde langsam böse.

zullen (gaan) -> toekomst         Morgen werde ich ausschlafen.

Slide 14 - Tekstslide

Sie studiert Medizin. Sie will Arzt werden .

Nederlandse vertaling van 'werden'?
A
zullen
B
worden

Slide 15 - Quizvraag

Mein Bruder ist gut in Mathe. Er wird mir helfen.

Nederlandse vertaling van 'wird'?
A
zullen
B
worden

Slide 16 - Quizvraag

werden
werdet
 wirst
werden
wird
werde
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie

Slide 17 - Sleepvraag

(zijn)
Ich ____ eine gute Schülerin.

Slide 18 - Open vraag

(zijn)
Wir____ gute Schüler.

Slide 19 - Open vraag

(zijn)
Ihr____ gute Schüler.

Slide 20 - Open vraag

(zijn)
Mein Bruder ____ ein guter Schüler.

Slide 21 - Open vraag

(zijn)
Sie ____ gute Schüler.

Slide 22 - Open vraag

(zijn)
Du ____ ein guter Schüler.

Slide 23 - Open vraag

(hebben)
Sie (ev) ____ keine Lust.

Slide 24 - Open vraag

(hebben)
Sie (mv) ____ keine Lust.

Slide 25 - Open vraag

werkwoorden 
tegenwoordige tijd

Slide 26 - Tekstslide

Der Stamm von "bleiben" lautet:
A
bleiben
B
bleib
C
blei
D
bleibe

Slide 27 - Quizvraag

stam
Werkwoord zonder   -en

wohnen                             wohn
spielen                               spiel
machen                             mach

Slide 28 - Tekstslide

Der Stamm von "ändern" lautet:
A
ände
B
ändern
C
änder
D
änd

Slide 29 - Quizvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 30 - Sleepvraag

zwakke Werkwoorden tegenwoordige tijd
zwakke ww

(lachen)
ich
lach-e
du
lach- st 
er/sie/es
lach-t
wir
lach- en
ihr
lach -
sie/Sie
lach - en
ge - lach - t

Slide 31 - Tekstslide

Regel: feesttenten 

Slide 32 - Tekstslide

spielen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
spiele
spielt
spielst
spielen
spielt
spielen

Slide 33 - Sleepvraag

lachen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
lache
lacht
lachst
lachen
lacht
lachen

Slide 34 - Sleepvraag

heißen - er ______

Slide 35 - Open vraag

wohnen - wir ______

Slide 36 - Open vraag

gehen - du ______

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Selbständig arbeiten
Aufgaben im classroom
Duolingo
Lesen
Hören/Sehen  Neuneinhalb

Slide 39 - Tekstslide

wohnen - ich ______

Slide 40 - Open vraag

spielen - sie (ev)______

Slide 41 - Open vraag

fragen - ihr ______

Slide 42 - Open vraag

wohnen - sie (mv) ______

Slide 43 - Open vraag

heißen - Sie ______

Slide 44 - Open vraag

gehen - es ______

Slide 45 - Open vraag

spielen - du ______

Slide 46 - Open vraag