Unit 3 New York Lesson 4D ONLINE Reading 2022

1. New York has a lot of exciting places.
2. Times Square is a busy stop of New York's subway. 
3. Do you know the fare to ride the underground? 
4. My mother wants to go on a (reis) to NY.. 
5. The (verkeer) is always quite busy there,
6. Brownsville is one of the most (gevaarlijke) neighbourhoods in NY.. 
Vocabulary quiz lesson 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

1. New York has a lot of exciting places.
2. Times Square is a busy stop of New York's subway. 
3. Do you know the fare to ride the underground? 
4. My mother wants to go on a (reis) to NY.. 
5. The (verkeer) is always quite busy there,
6. Brownsville is one of the most (gevaarlijke) neighbourhoods in NY.. 
Vocabulary quiz lesson 2

Slide 1 - Tekstslide

presentatie
3 minuten in het Engels praten over jezelf: wie je bent, hobby's, favoriete eten of muziek, sport, favoriete vakantieland, etc. alles is goed als je maar 3 minuten in het Engels kan praten.
leerlingen die luisteren stellen minimaal 2 vragen aan het eind. 
weging 10x
wanneer: week 29 januari

Slide 2 - Tekstslide

1. New York has a lot of opwindende places.
2. Times Square is a busy halte of New York's subway
3. Do you know the tarief to ride the underground? 
4. My mother wants to go on a (journey) to NY.. 
5. The (traffic) is always quite busy there,
6. Brownsville is one of the most (dangerous) neighbourhoods in NY.. 
answers

Slide 3 - Tekstslide

bell ringer: write down in your notebook
Translate the following sentences into English or Dutch.

1. Waarom ben je aan het huilen?
2. Ik ben moe. 

3. Are you confused? 
4. My teacher sometimes has a bad temper. 

Slide 4 - Tekstslide

answers
Translate the following sentences into English or Dutch.

1. Why are you crying? (aan het = [present continuous] = am/is/are+ww+ing)
2. I am tired (feit =[present simple] = am/is/are (werkwoord zijn eigen regel)

3. Ben je verward/in de war?
4. Mijn docent heeft soms een slecht humeur. 

Slide 5 - Tekstslide

1. Lesson goals
Students can understand a short text with the help of pictures.

Students know how to use the present continuous.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

AM / IS / ARE  + HET WERKWOORD + -ing

Slide 8 - Tekstslide

2. Present Continuous
gebruik je als je wilt zeggen dat het NU aan de gang is. 

In het Nederlands zeggen we dan vaak 'aan het....' of 'zit(ten) te...

He is walking. = Hij is aan het lopen.
I am driving = Ik ben aan het autorijden.

Slide 9 - Tekstslide

Zin negatief maken? -> not
I am not walking. 

We aren't walking.

Slide 10 - Tekstslide

Vraagzin?
Begin de zin met AM / IS / ARE

Are you listening to me?
Is he gaming during this English class?
Are the girls dancing during at this moment?

Slide 11 - Tekstslide

Spelling alarm! (see page 133)
  1. Woorden die eindigen op -e
    live -> living           move-> moving
  2. Woorden die eindigen op -ie
    lie -> lying             die -> dying.
  3. Soms verdubbelt laatste letter van het woord. Meestal korte woorden die eindigen op één klinker + medeklinker
    get -> getting         swim-> swimming             travel->travelling  


Slide 12 - Tekstslide

(can't repeat this enough... sorry)
AM / IS / ARE  + HET WERKWOORD + -ing

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Work to do!
Par. 3.4 Exercise
+ 5, 6, 7, 8 (grammar)




Ready? make a presentation about yourself (counts 10x)

Slide 15 - Tekstslide

Make a sentence in the Present Continuous

Slide 16 - Open vraag

Make a sentence in the Present Continuous.

Slide 17 - Open vraag

Make a sentence in the Present Continuous.

Slide 18 - Open vraag

Make a sentence in the Present Continuous.

Slide 19 - Open vraag

4. Words

Slide 20 - Tekstslide

6. What did you learn today? Tips & tops?

Slide 21 - Open vraag