In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Sterke en Zwakke Werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je het verschil uitleggen tussen sterke en zwakke werkwoorden en de regels toepassen bij het vervoegen van werkwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Leg kort uit wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.
Wat weet jij nog over werkwoorden?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden hebben een onregelmatige stam. Bijvoorbeeld: rijden - reed - gereden.
Slide 4 - Tekstslide
Laat enkele voorbeelden zien en vraag de leerlingen om de verleden tijd en voltooid deelwoord te vormen.
Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden hebben een regelmatige stam. Bijvoorbeeld: wandelen - wandelde - gewandeld.
Slide 5 - Tekstslide
Laat enkele voorbeelden zien en vraag de leerlingen om de verleden tijd en voltooid deelwoord te vormen.
De regels
Bij zwakke werkwoorden voegen we -de of -te toe aan de stam om de verleden tijd te vormen. Bijvoorbeeld: leren - leerde - geleerd. Bij sterke werkwoorden verandert de stam en voegen we -en, -te of -den toe. Bijvoorbeeld: lopen - liep - gelopen.
Slide 6 - Tekstslide
Leg de regels duidelijk uit en geef enkele voorbeelden.
Oefenen
Laten we oefenen! Kies een zwak of sterk werkwoord en vervoeg het in de verleden tijd en het voltooid deelwoord.
Slide 7 - Tekstslide
Kies enkele werkwoorden en laat de leerlingen individueel of in groepjes oefenen.
Spelletje
Laten we een spelletje spelen! Ik noem een werkwoord en jij zegt of het zwak of sterk is.
Denk je dat het een sterk werkwoord is dan ga je staan.
Denk je dat het een zwak werkwoord is dan blijf je zitten.
Slide 8 - Tekstslide
Bereid een spelletje voor waarbij leerlingen moeten raden of een werkwoord zwak of sterk is.
Samenvatting
Nu weet je het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden. Vergeet niet de regels toe te passen bij het vervoegen van werkwoorden!
Ga naar de classroom en maak de vragenlijst van de universiteit van Leiden.
Slide 9 - Tekstslide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en benadruk het belang van het toepassen van de regels.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 10 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.