Week 3 Ne 4K H4 Woordenschat

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

H4 woordenschat
woordraadstrategieën
betekenis van moeilijke woorden

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
- Je leert over woordraadstrategieën toepassen
- Je leert de betekenis van moeilijke woorden

Slide 3 - Tekstslide

Woordraadstrategieën

Slide 4 - Tekstslide

Wat waren ze ook alweer?
woordraadstrategieën

Slide 5 - Tekstslide

woordraadstrategieën
Met woordraadstrategieën kun je de betekenis van een onbekend/lastig/moeilijk woord achterhalen. 

Slide 6 - Tekstslide

woordraadstrategieën
De meeste woordraadstrategieën richten zich op de tekst.
Eén woordraadstrategie richt zich op het woord zelf.
En, als dat niet werkt heb je nog het woordenboek. 

Slide 7 - Tekstslide

Woordraadstrategieën

Slide 8 - Tekstslide

Manier 1
Een synoniem van het onbekende woord in de tekst zoeken. 
Je gaat in de tekst opzoek naar een woord dat ongeveer hetzelfde betekent. 

Slide 9 - Tekstslide

synoniemen
Woorden die hetzelfde betekenen, noem je synoniemen.
Bijvoorbeeld:
smerig - vies
snel - vlug

Slide 10 - Tekstslide

Manier 2
Een betekenis van het onbekende woord in de tekst zoeken. 
Je gaat in de tekst opzoek naar een uitleg/omschrijving over het onbekende woord. Schrijvers doen dit soms bewust, om de lezers te helpen om de tekst beter te begrijpen.  

Slide 11 - Tekstslide

Betekenis zoeken
  • Zoek de betekenis van een onbekend woord in de tekst :

  1. Soms staat de uitleg/omschrijving tussen haakjes of tussen komma's
  2. Zoek de betekenis in de volgende zin
  3. Zoek de betekenis in de vorige zin

Slide 12 - Tekstslide

Manier 3
Een voorbeeld van het onbekende woord in de tekst zoeken. 
Je gaat in de tekst opzoek naar een voorbeeld van het onbekende woord. Schrijvers doen dit soms bewust, om de lezers te helpen om de tekst beter te begrijpen.  

Slide 13 - Tekstslide

Signaalwoorden voorbeeld/ verband met voorbeeld:
Schrijvers gebruiken meestal de volgende 'signaalwoorden' om hun lezers te laten weten dat iets met een voorbeeld wordt uitgelegd:
  • bijvoorbeeld
  • zo
  • zoals
  • neem nou
--> Zaken die worden genoemd zijn voorbeeld(en) van het eerder genoemde.

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoord voorbeeld:
Simone ziet er altijd heel hip uit, zo heeft zij vandaag weer het allernieuwste model sneakers aan.

Slide 15 - Tekstslide

Manier 4
Een tegenstelling van het onbekende woord in de tekst zoeken. 
Je gaat in de tekst opzoek naar een tegengesteld woord of een tegengestelde zin het onbekende woord. Schrijvers doen dit soms bewust, om de lezers te helpen om de tekst beter te begrijpen.  

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden tegenstelling:
Signaalwoorden die een tegenstelling aangeven:
maar - daarentegen - echter - toch - integendeel
Ik zat daar maar te wachten. Toch verveelde ik me niet. 
Je moet je kamer opruimen,  maar je hebt geen zin.

Slide 17 - Tekstslide

Manier 5
Een bekend woorddeel van het onbekende woord in de tekst zoeken. 
Je gaat in het onbekende woord opzoek naar een bekend deel van het woord. 
Delen van woorden zijn vaak voorvoegsels of achtervoegsels.

Slide 18 - Tekstslide

betekenis 'woorddeel'
Soms herken je een deel (voor- of achtervoegsel of een heel woord) van het woord.
Daardoor kun je de hele betekenis raden.


Slide 19 - Tekstslide

Een bekend woorddeel herkennen bij:

- samengesteld woord: roddelpers

roddel = praten over iets/iemand

pers = drukkerij of redactie van een tijdschrift, krant

betekenis woord: een krant/tijdschrift met roddels

- woord met voorvoegsels en/of achtervoegsel: Onherstelbaar
-on = niet (voorvoegsel) 
-baar = mogelijk (achtervoegsel)
betekenis woord: niet mogelijk om te herstellen


Slide 20 - Tekstslide

meer voorbeelden:
herbenoemen: her- = opnieuw
betekenis: opnieuw benoemen
werkloos: -loos = zonder
betekenis: zonder werk

Slide 21 - Tekstslide

Betekenis niet uit de tekst kunnen halen?
Gebruik een woordenboek.
Zoek op het grondwoord. Bij zelfstandig naamwoorden is dit het enkelvoud. Bij werkwoorden is dit het hele werkwoord.
Kies de betekenis die in de tekst past.

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel woordraadstrategieën ken je?
A
0
B
2
C
5
D
6

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn woordraadstrategieën?

Slide 24 - Open vraag

Welke verschillende woordraadstrategieën zijn er?

Slide 25 - Open vraag

Waarom leer je eigenlijk deze woordraadstrategieën?

Slide 26 - Open vraag

Waarom zijn woordraadstrategieën zo belangrijk?

Slide 27 - Open vraag

Een grondwoord gebruik je om een lastig woord op te zoeken in een woordenboek.
Wat is een grondwoord?

Slide 28 - Open vraag

Leren voor het tentamen en examen
- Je kan de betekenis van een moeilijk of onbekend woord in de tekst vinden.
- Je kan de betekenis van een onbekend woord, die je niet in de tekst kan vinden, opzoeken in het woordenboek. 
-

Slide 29 - Tekstslide