Bijles: cellen van de organismen

Extra hulp biologie: 
Cellen van organismen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Extra hulp biologie: 
Cellen van organismen

Slide 1 - Tekstslide

CELLEN VAN ORGANISMEN

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

- Cellen zijn de kleinste bouwstenen waaruit organismen zijn opgebouwd.
- Organismen zijn in vier groepen ingedeeld met elk zijn eigen soort cel. Zo’n groep organismen noem je een rijk. De vier rijken zijn:
plantenrijk, dierenrijk, schimmelrijk & bacterierijk 


Slide 5 - Tekstslide

6 onderdelen van een plantencel:

1. Celwand: een stevig laag cellulose om de cel.
2. Celmembraan: dun vlies dat regelt welke stoffen de cel in en uit gaan.
3. Cytoplasma: stroperig vloeistof in de cel.

Slide 6 - Tekstslide

4. Celkern: hierin zitten chromosomen met DNA.
Het DNA bevat de erfelijke eigenschappen eb regelt alles wat er in de cel gebeurt.
Organismen van dezelfde soort hebben voor 99.9% hetzelfde DNA.
5. Bladgroenkorrels: daarin vindt fotosynthese plaats, dat is glucose maken.

Slide 7 - Tekstslide

6. Vacuole: een blaasje dat vol met water zit. Door de druk van de vacuole op de celwand is de cel stevig.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

stevigheid van planten:
Kruidachtige planten: De kruidachtige planten zijn stevig door de druk van water in de vacuole tegen de celwand. De cellen zwellen op tot de cekwanden onder druk staan.

Houtachtige planten: De houtachtige planten zijn stevig door houtcellen met dikke celwanden van houtstof.

Slide 10 - Tekstslide

Hout bestaat uit volgroeide houtcellen. Volgroeide houtcellen zijn dood. De celinhoud is verdwenen, alleen celwanden zijn over.

Slide 11 - Tekstslide

Dierenrijk
Bouw van dier van groot naar klein:
Orgaanstelsel: aantal organen die samenwerken aan een grote taak.
- Bijvoorbeeld: Spierstelsel, verteringsstelsel.
Orgaan: een deel van een organisme met een eigen taak.
- Bijvoorbeeld: hart, long, maag, dunne darm.                  
     

Slide 12 - Tekstslide

Weefsels: groepen cellen in een orgaan met dezelfde vorm en taak. 
- Bijvoorbeeld: spierweefsel, zenuwweefsel. 
Cellen: de kleinste bouwstenen. Elk soort cel heeft een eigen vorm. 
- Bijvoorbeeld: spiercellen, bloedcellen.

Slide 13 - Tekstslide

3 onderdelen van een dierlijkecel:  
- Celmembraan,
- Cytoplasma,     
- Celkern.              

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Stevigheid van de dieren:

- De cellen van dieren hebben geen celwand. Om kwetsbare organen te beschermen hebben veel dieren een skelet. 
- Gewervelde dieren hevven een inwendig skelet. 
- Geleedpotigen (krabben, insecten) en weekdieren (slakken) hebben een uitwendig skelet.

Slide 16 - Tekstslide

5 onderdelen van een schimmelcel:

1. Celwand: stevig, net als bij planten,
2. Celmembraan,
3. Cytoplasma,
4. Celkern,
5. Vacuole.
Cellen van schimmels lijken op de cellen van planten, maar hebben géén bladgroenkorrels. 


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

3 onderdelen van een bacteriecel:
1. Celwand,
2. Celmembraan,
3. Cytoplasma.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide