Klas 2A week 26

2A - week 26
Deze week ronden we het onderdeel "Lezen" van H6 af en maken we een start met het onderdeel "Woordenschat".

Aan het eind van de week controleer ik weer of iedereen alle slides doorlopen/ingevuld heeft.

Succes!!!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

2A - week 26
Deze week ronden we het onderdeel "Lezen" van H6 af en maken we een start met het onderdeel "Woordenschat".

Aan het eind van de week controleer ik weer of iedereen alle slides doorlopen/ingevuld heeft.

Succes!!!

Slide 1 - Tekstslide

Kijk nog eens naar de twee Eftelingteksten en maak dan opdr. 4 (p. 165)
De antwoorden vind je op
de volgende slides.

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (p. 165)
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- gevolg voor werkgelegenheid in het park: buitenlandse werknemers nemen in het park (een deel van) het werk van de lokale werknemers over.
- gevolg voor de leveranciers: er worden buitenlandse lekkernijen ingevoerd, waardoor lokale bedrijven minder aan de Efteling kunnen leveren.

2 Een persbericht is een (kort) bericht aan de pers over een nieuwsfeit of een actualiteit. Wanneer een redactie zo’n bericht ontvangt, kan een redactielid besluiten hierover een artikel te schrijven in de krant. In een persbericht staat altijd een contactpersoon, een telefoonnummer en/of een mailadres waar de pers meer informatie kan krijgen.

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (p. 165)

Slide 4 - Tekstslide

Maak nu opdr. 5 (p. 166)
Mocht je benieuwd zijn geworden naar Frederik van Eeden (en Walden), kijk dan het filmpje op de volgende slide (in klas 6 komt hij ook nog voorbij bij literatuurgeschiedenis).

Tip bij vraag 7: zie je een signaalwoord?


De antwoorden volgen verderop in deze
LessonUp.
timer
25:00

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Antwoorden opdr. 5 (p. 166)
1 hooikoorts in de negentiende eeuw
2 • lapmiddelen (al. 1) = middelen die onvoldoende werken 
• naarstig (al. 4) = ijverig 
• hamvraag (al. 5) = de belangrijkste vraag 
• beschaafd (al. 6) = welopgevoede en ontwikkelde 
• stimuli (al. 7) = prikkels 
• modieus (al. 8) = volgens de laatste trend 
• restauratiezaal (al. 8) = eet- en drinkgelegenheid 
• pneumatisch (al. 8) = met lucht werkende 
• sceptici (al. 10) = twijfelaars 
• democratisering (al. 10) = toegankelijkheid voor iedereen 
• minderbedeeld (al. 11) = arme 

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 166)
3 C (al. 1) en A (al. 2)

4 c (al. 4), b (al. 6, 7), a (al. 8), e (al. 9), d (al. 10)

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 166)
5 De hamvraag is: Waarom leidden bepaalde factoren ineens tot zo veel klachten? Het antwoord staat in alinea 10: Door een complex samenspel van factoren, met name de veranderde leefomgeving en de toegenomen lichamelijke gevoeligheid van de slachtoffers voor pollen.
6 Hooikoorts werd gezien als een beschavingsziekte: de beschaving, inspanning van geest en gevoelige zenuwen maakten de rijke hooikoortspatiënten extra vatbaar voor hooikoorts. Zij werden blootgesteld aan een duizelingwekkende combinatie van nieuwe ideeën, religieuze en politieke keuzes en zintuiglijke prikkels.
7 oorzakelijk verband

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 166)
8 Het aantal hooikoortspatiënten nam in de loop van de twintigste eeuw ook onder de rest van de bevolking (dus niet alleen onder de elite) toe.
9
a juist
b juist
c juist
d onjuist
10 Deze tekst is bedoeld voor geïnteresseerden in historische thema’s, zoals hooikoorts vanaf de negentiende eeuw (een heel specifiek onderwerp). Je ziet het bijvoorbeeld aan de bron: het Geschiedenis Magazine.

Slide 10 - Tekstslide

Dit was het einde van les 1
Je kunt nu:
het publiek van een tekst bepalen

Je hebt nu herhaald:
tekstverbanden, functies

De volgende les  gaan jullie verder met het onderdeel "Woordenschat" van H6. Wil je nu verder werken neem dan eerst een korte pauze.

Slide 11 - Tekstslide

Maak de startopdracht op p. 174.
Nb. later in deze LessonUp volgen de antwoorden.
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Lees nu de theorie op p. 174 over oude naamvallen
Vind je het interessant? Kijk dan ook het filmpje op de volgende slide. Hierin geeft een Belgische meneer uitleg over de naamvallen in het Middelnederlands. Het Middelnederlands is een voorloper van de moderne Nederlandse taal. Het werd tussen 1200 en 1500 in het huidige Nederlandse taalgebied gesproken.

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Kijk nu de startopdracht na
1 in den vreemde= in het buitenland
2 te goeder trouw=  betrouwbaar; te vertrouwen; eerlijk
3 is in gebreke gebleven= heeft zich niet aan de belofte gehouden
4 ter bevestiging van =om te bevestigen; om aan te geven dat je akkoord bent met
5 de plaats des onheils = de plaats waar het ongeluk of de ramp is gebeurd
6 ten onrechte = zonder goede reden(en); op verkeerde gronden

Slide 15 - Tekstslide

Maak nu opdr. 1 en 2 (p. 174-175)
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1 (p. 174)
1 uit den boze =   verboden; wat beslist niet gedaan mag worden
2 desgewenst = als u dat wilt
3 onverrichter zake =  zonder datgene gedaan te hebben wat men wilde
4 behoudens = behalve
5 ter ontnuchtering =  om nuchter te worden
6 ten huize van = bij … thuis; in het huis van
7 de dag des Heren =  zondag
8 ter verhoging van =   om … te verhogen
9 ’s lands wijs, ’s lands eer = je kunt je verbazen over bepaalde gewoonten in een (vreemd) land, maar toon respect voor die gewoonten
10 in koelen bloede = in het volle besef van het kwaad dat men doet

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2 (p. 175)
1 de haren rijzen je te berge = je bent echt geschokt en stomverbaasd
2 de tand des tijds= de knagende werking die er in loop van de tijd plaatsvindt, zodat de conditie van dingen achteruitgaat
3 ter nagedachtenis van=  om terug te denken aan
4 ’s-Gravenhage =   Den Haag
5 ten laste leggen =   (officieel) beschuldigen van
6 op den duur =   na verloop van (lange) tijd
7 ten strengste verboden=  beslist niet toegestaan
8 Te land, ter zee en in de lucht = overal
9 in de loop der tijd =   in de loop van de tijd
10 ’s anderendaags =   de volgende dag
11 des duivels=    zeer boos
12 de tocht der tochten =  de Elfstedentocht

Slide 18 - Tekstslide

Dit was het einde van les 2
Wil je verder werken, neem dan eerst een korte pauze.

Slide 19 - Tekstslide

Lees de tekst "Blind boeken" (p. 175-176)
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Maak nu opdr. 4 en 5 (p. 175-176)
Tip bij opdr. 5, vraag 3: kies uit de volgende vormen van beeldspraak; metafoor, metoniem, personificatie, vergelijking. Weet je het verschil niet meer? Kijk dan nog even het filmpje op de volgende slide.

                             De antwoorden vind je verderop in deze  
                             LessonUp.
timer
25:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Antwoorden opdr. 4 (175-176)
1 bestemming =   eindpunt van een reis: doel 
2 concept =   basisidee; (ook) ontwerp; schets 
3 in het ongewisse =  in het onzekere; onbekend 
4 exacte =   precieze 
5 op de bonnefooi = zonder alles uit te stippelen; op goed geluk 
6 accommodaties =  onderkomens 
7 een gat in de markt = mogelijkheid om (veel) geld te verdienen door iets aan te bieden wat er nog niet is, maar waar wel behoefte aan is 
8 memorabele = waard om je te herinneren 
9 budget  = bedrag dat je te besteden hebt
10 metropool =   zeer grote stad 


Slide 23 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (175-176)
11 ongerepte maagdelijke = niet aangetaste
12 onthuld =   bekendgemaakt 
13 opties =   mogelijkheden 
14 voorloper = iemand die een bepaalde beweging aankondigt en de eerste daarin is 
15 sedert =   sinds 
16 nastreeft = probeert te bereiken 
17 aanslaat = succes heeft (bij het grote publiek) 
18 floreren = in trek zijn; bloeien
19 omzet = geld dat een ondernemer ontvangt voor zijn diensten of producten in een bepaalde periode 
20 horeca = verzamelnaam voor hotels, restaurants en cafés



Slide 24 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 4 (175-176)
21 gereguleerde = met veel regels; in veel regels vastgelegde
22 richtsnoer = leidraad; datgene waarnaar je moet richten
23 commercieel = wat winstgevende handel betreft; op winst gericht 
24 onrendabele = geen geld / rendement opleverende 
25 hamvraag = belangrijkste vraag; kwestie waar het eigenlijk om gaat 

Slide 25 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 176)
1
Alinea 2: te boek staan = als bekend staan als 
Alinea 3: van zins zijn =   van plan zijn 
Alinea 4: ter geruststelling =om je gerust te stellen 
Alinea 5: allerhande=   allerlei, andermans =  van iemand anders , ter plaatse =  op de bestemming; op die plaats 
Alinea 7: heden ten dage =  nu; tegenwoordig 
Alinea 10: logischerwijs =   wat logisch is; allicht, tezelfdertijd =   tegelijkertijd; in dezelfde periode 

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 176)
2
Alinea 2: als paddenstoelen uit de grond schieten =   zeer snel opkomen (bijvoorbeeld van bedrijfjes) 
Alinea 7: uit de lucht gegrepen =  zomaar gezegd; niet beargumenteerd 
Alinea 8: (te) veel noten op je zang hebben =    (te) veel eisen stellen 
Alinea 9: brood zien in commerciële mogelijkheden zien = mogelijkheden zien om (ergens) geld (mee) te verdienen 
 Alinea 10: een addertje onder het gras = een verborgen probleem of iets negatiefs dat pas later aan het licht komt, de proef op de som nemen = de juistheid van een veronderstelling toetsen 

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 176)
3
‘een smalle beurs’ is een metafoor; betekenis: (met) weinig geld; arm
‘de tijd is rijp’ is een metafoor; betekenis: de tijd is zeer geschikt
‘budget’ is een metoniem; betekenis: goedkoop
‘vijfsterren’ is een metoniem; betekenis: van zeer hoge kwaliteit; extra luxueus
‘een waslijst’ is een metafoor; betekenis: een heleboel
‘blind boeken’ is een metafoor; betekenis: een reis boeken zonder te weten waar die naartoe gaat.

Slide 28 - Tekstslide

Dit was het einde van les 3
Je kunt nu:
-bepalen voor welk publiek een tekst bedoeld is

Je hebt nu:
-je woordenschat weer wat uitgebreid
-de vormen van beeldspraak herhaald

Volgende week gaan we verder met "woordenschat".

Slide 29 - Tekstslide