2A_18.12.2024 - Het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval

Het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval



Kapitel 5
Grammatik B
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het persoonlijk voornaamwoord in de derde naamval



Kapitel 5
Grammatik B

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele:
Alle persoonlijke voornaamwoorden van de 1e & 3e naamval benoemen
Alle voorzetsels van de derde naamval opnoemen
De persoonlijke voornaamwoorden toepassen in oefeningen

Slide 2 - Tekstslide

Deze hebben we al geleerd...
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij 
sie 
u
Sie
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de eerste naamval


wie
wer (vragend voornaamwoord)

Slide 3 - Tekstslide

De voorzetsels van de vierde naamval
durch
door
für
voor (ten behoeve / gunste van)
ohne
zonder
um
om
bis
tot
gegen
tegen
Na deze voorzetsels volgt dus de vierde naamval (Akkusativ) 

Slide 4 - Tekstslide

Deze ook...
mij
mich
jou
dich
hem
ihn
haar
sie
het
es
ons
uns
jullie
euch
hen
sie
u
Sie
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de vierde naamval 



wie
wen (vragend voornaamwoord)

Slide 5 - Tekstslide

Nu komt de derde naamval erbij...

Slide 6 - Tekstslide

De voorzetsels van de derde naamval
aus 
uit
bei
bij
mit
met
nach
na, naar
seit
sinds
von
van
zu
naar (bij personen)
Na deze voorzetsels volgt dus de derde naamval (Dativ) 

Slide 7 - Tekstslide

Derde naamval
mij
mir
jou
dir
hem
ihm
haar
ihr
het
ihm
ons
uns
jullie
euch
hen
ihnen
u
Ihnen
Deze persoonlijke voornaamwoorden staan in de derde naamval (Dativ)



wie
wem (vragend voornaamwoord)

Slide 8 - Tekstslide


Mit ... (jou) möchte ich gerne alt werden.
A
du
B
dir
C
dich
D
dein

Slide 9 - Quizvraag


Wir kommen heute zu (jullie)......
A
er
B
euch
C
ihr
D
ihn

Slide 10 - Quizvraag

Mit ..... (wie) hast du gestern geredet?
A
wie
B
wer
C
wem
D
wen

Slide 11 - Quizvraag


Lisa, ist Joran zufällig bei (jou).......?
A
ihr
B
euch
C
dir
D
Sie

Slide 12 - Quizvraag

Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 13 - Quizvraag

Hausarbeit:
Machen: Kapitel 5.2- Aufgabe  10, 11 und 12
Fertig? Schrijf en leer de woordjes bij 5.2 van de woordenlijst

Slide 14 - Tekstslide