Kamertje verhuren 4KL

Kamertje verhuren
  • Er zijn 2 teams. (2 rode groepjes en 2 groene groepjes) 
  • Soms wint het snelste en beste antwoord
  • Zorg voor een rekenmachine en kladblaadje met pen
  • Als 2 groepjes van dezelfde kleur winnen, mogen er 2       streepjes gezet worden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ecoMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kamertje verhuren
  • Er zijn 2 teams. (2 rode groepjes en 2 groene groepjes) 
  • Soms wint het snelste en beste antwoord
  • Zorg voor een rekenmachine en kladblaadje met pen
  • Als 2 groepjes van dezelfde kleur winnen, mogen er 2       streepjes gezet worden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen voorbeeld van inkomen uit overdracht?
A
Kleedgeld
B
Zakgeld
C
Alimentatie
D
Pacht

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer je een product koopt met contant geld.
A
Indirecte ruil met chartaal geld
B
Indirecte ruil met giraal geld
C
Directe ruil met chartaal geld
D
Directe ruil met chartaal geld

Slide 3 - Quizvraag

56,50 kleedgeld per maand is per week ...
A
14,13
B
13,55
C
13,04
D
12,95

Slide 4 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van inkomen in natura bij een tuincentrum. Eerste goede antwoord wint!

Slide 5 - Open vraag

Hoe dikker de buik bij de Lorenzcurve des te ongelijker is het inkomen verdeeld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Je beginsaldo is 85,-. Je krijgt deze maand 125,- loon en je hebt een trui van 65,- gekocht en 12,50 uitgegeven bij de Mac. Wat is het nieuwe saldo? Het snelste goede antwoord wint.

Slide 7 - Open vraag

Voeg een plaatje toe van een doel waarvoor je kunt sparen. Het eerste goede antwoord wint.

Slide 8 - Open vraag

Een trui kopen met je pinpas is een voorbeeld van ....
A
Directe ruil/giraal geld
B
Indirecte ruil/chartaal geld
C
indirecte ruil/giraal geld
D
Indirecte ruil/chartaal geld

Slide 9 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een calamiteit (snelste goede antwoord wint)

Slide 10 - Open vraag

Debet saldo
Credit saldo
Rood staan
Negatief saldo
Positief saldo
In de plus staan
Alleen voor ouder dan 18 jaar

Slide 11 - Sleepvraag

Iedere maand vaste aflossing en rente. Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Persoonlijke lening
B
Lease
C
Huurkoop
D
Koop op afbetaling

Slide 12 - Quizvraag

Je bent gelijk eigenaar.
A
Huurkoop
B
Lease
C
Persoonlijke lening
D
Hypothecaire lening

Slide 13 - Quizvraag

Bij een wisselende aflossing en rente heb je een doorlopend krediet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Je leent 3 jaar lang 8000,-. De maandtermijn is 255,-. Bereken de kredietkosten.

Slide 15 - Open vraag

Onroerend goed kun je niet verplaatsen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Benzine is een voorbeeld van .....
(soort huishouduitgave)

Slide 18 - Open vraag

Rick heeft 835,- op zijn rekening. Hij moet 465,- betalen voor zijn auto en 375,- aan huur. Hij heeft een ....
A
Liquiditeitsoverschot
B
Liquiditeitstekort

Slide 19 - Quizvraag

Een nieuwe laptop kopen is een voorbeeld van een ....
A
Vaste last
B
Incidentele uitgave
C
Jaarlijkse uitgave
D
Spaaruitgave

Slide 20 - Quizvraag

Door deflatie stijgt je koopkracht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Laatste vraag!
Het afstemmen van je uitgaven op je inkomsten noem je ....
A
Begroten
B
Budgetteren
C
Plannen
D
Reserveren

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide