hoofdzinnen en bijzinnen onderscheiden

Zinsontleding
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geef de structuur aan van de samengestelde zin
- hoofdzin / hoofdzin
- hoofdzin / bijzin
- bijzin / hoofdzin 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin 
Hoofdzin + hoofdzin
Hoofdzin + bijzin 
Bijzin + hoofdzin 



NOOIT: BIJZIN + BIJZIN

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb gehoord, dat Maria een auto heeft gekocht.
a. hoofdzin, hoofdzin
b. bijzin, hoofdzin
c. hoofdzin, bijzin

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin en bijzin
Nevenschikkende voegwoorden (twee hoofdzinnen of twee bijzinnen)
Onderschikkende voegwoorden (hoofdzin en bijzin)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin en bijzin

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen

Hoofdzin + Hoofdzin



Hoofdzin + Bijzin 


Bijzin + Hoofdzin







Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Wie aan mijn vriendje zit, zal ik een waarschuwing geven.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Ze hebben allemaal hetzelfde kapsel waardoor je ze amper kunt onderscheiden.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zie twee muizen, als ik goed kijk.

Hoofdzin en bijzin?
A
hz + hz
B
hz + bz
C
D
bz + hz

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Hij zei dat hij vanmiddag ging tennissen.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper, omdat mijn haar te lang is.'
Ik ga morgen naar de kapper =
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?
‘(1)Ilse kan niet pinnen, (2) omdat haar saldo te laag is.’
A
1 = hoofdzin, 2 = bijzin
B
1 = bijzin, 2 = hoofdzin
C
1 en 2 zijn allebei hoofdzinnen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?
Klein Duimpje verdwaalde niet, want hij had kruimels achtergelaten.
want hij had kruimels achtergelaten =
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?
Ik kom naar je feestje, als ik mijn pianoles kan afzeggen. ..
als ik mijn pianoles kan afzeggen =
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
Hoofdzin of bijzin? Mijn moeder huilde tranen met tuiten, omdat mijn broertje een inbraak had gepleegd.
A
HZ + BZ
B
C
HZ + HZ
D
BZ + HZ

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies