Hoofdstuk 12. Strafrecht

Hoofdstuk 12. Strafrecht
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 12. Strafrecht

Slide 1 - Tekstslide

Strafbaar feit
Een strafbaar feit is een verboden gedraging waarop een straf staat. 

Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling, art. 1 Wetboek van Strafrecht (Sr).

Artikel 1 Sr geeft burgers de garantie dat zij weten waar ze aan toe zijn. Ze kunnen alleen worden gestraft voor gedrag dat al strafbaar is op het moment van hun daad. Ze lopen niet het risico dat de overheid hun daden achteraf nog eens strafbaar gaat stellen. 

Oftewel dit artikel verbiedt terugwerkende kracht in het strafrecht.


Slide 2 - Tekstslide

Strafbaar feit
  • Strafbepaling = wetsartikel waarin gedrag strafbaar wordt gesteld
  • Strafbepalingen staan in het Wetboek van Strafrecht en in een aantal bijzondere wetten, bijvoorbeeld de Wegenverkeerswet en de Wet wapens en munitie. 

In het Wetboek van Strafrecht staan 2 soorten strafbepalingen: 
  1. Misdrijven
  2. Overtredingen

Het verschil tussen zit vooral in de zwaarte van de verboden gedraging. 

Slide 3 - Tekstslide

Strafbaar feit
Inhoud van een strafbepaling

Een strafbepaling bestaat meestal uit drie onderdelen:
  1. De delictsomschrijving: hier wordt het verboden gedrag beschreven. In de delictsomschrijving staat precies wat er niet mag. De verschillende onderdelen van een delictsomschrijving heten bestanddelen.
  2. De juridische naam
  3. De maximumstraf

Verdachte mag alleen gestraft worden als hij aan alle bestanddelen van een delictsomschrijving voldoet!

Slide 4 - Tekstslide

Start van het strafproces
Het begrip strafproces is ruimer dan de rechtszaak.

Het strafproces bestaat uit drie fasen:
  1. Vooronderzoek
  2. Terechtzitting (de rechtszaak)
  3. Tenuitvoerlegging

Vooronderzoek
Hier wordt de rechtszaak voorbereid. Er worden feiten verzameld over de verdachte en het strafbare feit.

Slide 5 - Tekstslide

Start van het strafproces
Terechtzitting

Tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie houdt bij of de veroordeelde zijn boete heeft betaald en zorgt ervoor dat de vrijheidsstraf wordt uitgevoerd. 



Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

De verdachte
Als verdachte wordt (...) aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit, art. 27 lid 1 Sv.

De omschrijving in de wet bepaalt het verschil tussen een gewone burger en een verdachte. 

De belangrijke elementen uit deze omschrijving zijn:
  1. Feiten en omstandigheden
  2. Redelijk vermoeden
  3. Schuld aan enig strafbaar feit


Slide 8 - Tekstslide

De verdachte
Dwangmiddelen
Juridisch gereedschap waarmee de waarheid over een strafbaar feit kan worden achterhaald.

Per dwangmiddel staat precies beschreven wanneer het dwangmiddel gebruikt mag worden en door wie.


Enkele dwangmiddelen zijn:
  • Staande houden
  • Aanhouden en ophouden voor onderzoek
  • In verzekering stellen
  • Onderzoek aan kleding en lichaam.

Slide 9 - Tekstslide

De verdachte
Staande houden
De bevoegdheid om de verdachte te stoppen om zijn identiteit vast te stellen door hem naar zijn naam, adres, woonplaats en dergelijke te vragen en zijn identiteitsbewijs te onderzoeken.

Aanhouden en ophouden voor onderzoek
Meenemen naar het bureau om te worden voorgeleid aan de OvJ. 
Duur van de eerste aanhouding is maximaal 6 uur
Is 6 uur niet voldoende dan kan de OvJ beslissen dat dit verlengd mag worden tot 3 dagen. Maar alleen als het noodzakelijk is voor het onderzoek. Dit heet inverzekeringstelling. 

Onderzoek aan kleding en lichaam 



Slide 10 - Tekstslide

De verdachte
Als verdachte moet je accepteren dat er dwangmiddelen tegen je worden ingezet.

Maar je hebt ook rechten als verdachte, zoals:
  1. Het zwijgrecht
  2. Het recht op informatie
  3. Het recht op een advocaat (raadsman).

Slide 11 - Tekstslide

Straffen en strafmaatregelen
Bij bewijs van een strafbaar feit legt de rechter een straf of maatregel op. Een straf is gericht op de dader. Een maatregel op de bescherming van de maatschappij. 

Er zijn 4 soorten straffen: 
  1. Hechtenis (huis van bewaring, kort verblijf)
  2. Gevangenisstraf (tijdelijk, levenslang, vervroegde invrijheidstelling)
  3. Taakstraf (onbetaald werken)
  4. Geldboete (6 verschillende categorieën) 

Welke straf een rechter kan opleggen staat genoemd in de wet! De zwaarte mag hij zelf bepalen!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Straffen en strafmaatregelen
Maatregelen
Een maatregel is formeel geen straf en gericht op herstel of op bescherming van de samenleving. 

Art 36a e.v. Sr

Slide 14 - Tekstslide

Jeugdstrafrecht
  • Kinderen onder de 12 jaar kunnen niet worden gestraft. 
  • Voor jongeren van 12 tot 18 jaar geldt een eigen stelsel van straffen en maatregelen.
  • Bij jongeren tussen de 16 en 23 jaar mag de rechter kiezen welke recht hij toepast. Dit strafrecht noemen we adolescentenstrafrecht

Er zijn 3 soorten straffen in het jeugdstrafrecht: 
  1. Jeugddetentie (alleen bij veroordeling misdrijf, duur 1 tot 2 jaar)
  2. Geldboete (maximaal de 2e categorie) 
  3. Taakstraf (maximaal 200 uur, werk- en leerstraf mag 240 uur zijn)

De rechter kan ook (gedragsbeïnvloedende) maatregelen opleggen.


Slide 15 - Tekstslide