Engels Vooraf, Thema 2 wonen, hoofdstuk 1

Wonen 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wonen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is dit volgens jou?

Slide 2 - Open vraag

In wat voor huis zou jij willen wonen?

Slide 3 - Woordweb

0

Slide 4 - Video

Welke zin past het beste bij de foto?
A
Here is the big hall
B
Here is the living room
C
Here is the big kitchen

Slide 5 - Quizvraag

Leren

Bekijk met de docent  het woordblok op blz 46

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke zin past het beste bij de foto
A
It is the living room
B
It is the kitchen
C
It is the toilet

Slide 8 - Quizvraag

Welke woord past het best bij de foto?
A
Bathroom
B
Attic
C
Hall

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past het best bij de foto?
A
Hall
B
Shower
C
Of course

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het Engelse woord voor slaapkamer
A
bathroom
B
living room
C
bedroom
D
kitchen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je in het Engels het woord kamer?

Slide 12 - Open vraag

Schrijf drie woorden op in het Engels welke te maken hebben met het onderwerp HUIS

Slide 13 - Open vraag

Hoe schrijf je in het Engels het woord zolder
A
kitchen
B
attic
C
living room
D
now

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Deze keuken
A
This kitchen
B
That kitchen

Slide 17 - Quizvraag

Die slaapkamer
A
This bedroom
B
That bedroom

Slide 18 - Quizvraag

Dat huis
A
This house
B
That house

Slide 19 - Quizvraag

Deze huiskamer
A
This living room
B
That living room

Slide 20 - Quizvraag

This is the bathroom
This is the kitchen
This is the bedroom
This is the living room

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Welke zin past het best bij de foto?
A
The book isn't on the table
B
The book is on the table
C
The book is on the couch

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin past het best bij de foto?
A
This is the couch
B
This is the fridge
C
This is the dishwasher

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord past het best bij de foto?
A
Mum
B
Yourself
C
Find

Slide 25 - Quizvraag

Welke woord past het best bij de foto?
A
Table
B
Couch
C
Jacket

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Work top
Closet
Chair 
Hatstand

Slide 28 - Sleepvraag

Slide 29 - Tekstslide

Red
Green
Yellow
Orange
Blue

Slide 30 - Sleepvraag