Open doek: overeenkomst tussen de disciplines theater en beeldende kunst in de 17e eeuw

'Open doek' 

Vwo 5 kua Burgercultuur in de 17e eeuw
Les over de link tussen de disciplines theater en beeldende kunst



1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
KuaMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

'Open doek' 

Vwo 5 kua Burgercultuur in de 17e eeuw
Les over de link tussen de disciplines theater en beeldende kunst



Slide 1 - Tekstslide

vragen bespreken uit tekstboek
Medea
vraag 36, 37 en 38 Amsterdamse Schouwburg ontwikkeling decor
Vraag 39 en 40
Vraag 42

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
historiestuk
 tableau vivant
aristotelische principes
tragedie, blijspel/komedie en klucht
dramaturgische opbouw tragedie
toneelmachinerieen


Slide 3 - Tekstslide

bronnen
 het artikel ‘open doek’ uit de Volkskrant van 13 maart
kunstanalyseboekje> schema theatrale middelen
blz 110 t/m 113 uit het tekstboek
focusopdracht Medea blz 71 werkboek
poerpoint theater in de 17e eeuw

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Tekst

Slide 6 - Tekstslide

soorten theater 17e eeuw
  1. tragedie
  2. komedie (blijspel)
  3. klucht

Slide 7 - Tekstslide

Aristotelische principes
De drie-eenheid van het aristotelisch theater is:

  • Eenheid van tijd: het op het toneel voorgestelde gebeuren mag niet de tijdsduur van een etmaal overschrijden.
  • Eenheid van plaats: het geheel moet zich op dezelfde of nagenoeg dezelfde plaats afspelen
  • Eenheid van handeling: geen niet ter zake doende nevenintriges mogen de strakke lijnen verstoren.


Slide 8 - Tekstslide

Ook geeft Aristoteles in zijn Poetica een model voor de dramaturgische opbouw en ontwikkeling van het toneelspel. Deze ontwikkelingslijn draagt bij aan het belevingsproces van de toeschouwer, waarin zijn inzicht in het drama toeneemt en daarmee ook de spanning.

Het model bevat de volgende achtereenvolgende elementen of fasen:
1- Proloog en/of stemmingsinleiding
2- Expositie; kennismaking met de eerste nodige gegevens om het spel te kunnen volgen
3- Motorisch moment; een feit waardoor het spel op gang komt, gevolgd door
4- Ontwikkeling, die leidt tot een climax, die in een crisis het hoogtepunt van dit drama bereikt
5- Bij de tragedie: de catastrofe of crisis, de ondergang van de hoofdpersoon.
Bij de comedie: de ontknoping
6- Epiloog of afwikkeling.






Ook geeft Aristoteles in zijn Poetica een model voor de dramaturgische opbouw en ontwikkeling van het toneelspel. Deze ontwikkelingslijn draagt bij aan het belevingsproces van de toeschouwer, waarin zijn inzicht in het drama toeneemt en daarmee ook de spanning.

Het model bevat de volgende achtereenvolgende elementen of fasen:
1- Proloog en/of stemmingsinleiding
2- Expositie; kennismaking met de eerste nodige gegevens om het spel te kunnen volgen
3- Motorisch moment; een feit waardoor het spel op gang komt, gevolgd door
4- Ontwikkeling, die leidt tot een climax, die in een crisis het hoogtepunt van dit drama bereikt
5- Bij de tragedie: de catastrofe of crisis, de ondergang van de hoofdpersoon.
Bij de Komedie: de ontknoping
6- Epiloog of afwikkeling.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

vraag:
Als het tableau vivant/tragedie wordt vergeleken met het historiestuk welk genre in de beeldende kunst is dan vergelijkbaar met de klucht?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide