1KT Lezen H1 herh. woordrs. onderwerp + hoofdged van een tekst

Herhaling H1 lezen

* Woordraadstrategieën
* onderwerp
* hoofdgedachte
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 lezen

* Woordraadstrategieën
* onderwerp
* hoofdgedachte

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt woordraadstrategieën toepassen

Je leert het onderwerp + hoofdgedachte van een tekst bepalen

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling theorie
woordraadstrategieën

Slide 3 - Tekstslide

Woordraadstrategieën
Wat weet je nog?

Slide 4 - Woordweb

Een ander woord met dezelfde betekenis noem je een:
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Synoniem
D
Omschrijving

Slide 5 - Quizvraag

Een omschrijving van een woord bestaat altijd uit meerdere woorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de tegenstelling van het woord klein?

Slide 7 - Open vraag

De woorden: als, zoals, bijvoorbeeld en een voorbeeld van horen bij een:
A
Synoniem
B
Tegenstelling
C
Omschrijving
D
Voorbeeld

Slide 8 - Quizvraag

Een synoniem staat vaak in dezelfde zin en anders in de zin voor of na het moeilijke woord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Lezen H1 
Paragraaf 2 Onderwerp

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp
Elke tekst gaat ergens over = het onderwerp

Kun je in één of paar woorden zeggen, bijvoorbeeld:
topsport, fietshelmen, verhuizen naar het buitenland

Slide 11 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Als je het onderwerp van een tekst weet, dan begrijp je de tekst beter. 

Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, is het niet nodig om de tekst helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe lees je oriënterend?
Wat denken jullie?

Slide 13 - Tekstslide

Oriënterend lezen
1. Bekijk de tekst:

1 Lees de titel
2 Kijk naar de afbeelding (illustraties)
3 Lees de titels boven tekstgedeeltes (tussenkopjes)
4 Kijk of er woorden anders gedrukt zijn (vet, schuin, groot of gekleurd)
5 Lees de eerste alinea
(6 Kijk ook naar de bron. (deze is meestal anders gedrukt))

Slide 14 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Stel jezelf daarna de volgende vraag:

Waar gaat deze tekst over?

Het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

Slide 15 - Tekstslide

Lezen H1 
Paragraaf 3 hoofdgedachte

Slide 16 - Tekstslide

Wat weet je al over het vinden van de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 17 - Woordweb

Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste boodschap of het belangrijkste idee waar de tekst over gaat.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vind je de hoofdgedachte?
Lees eerst de tekst zorgvuldig en let op herhaalde informatie, belangrijke details en de centrale boodschap.
Maak eventueel aantekeningen van de belangrijkste zaken.

Slide 19 - Tekstslide

Bepaal het onderwerp
Bepaal dan het onderwerp van een tekst.
Het onderwerp van de tekst is waar de tekst over gaat (zie paragraaf 2).

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdgedachte in eerste/ laatste alinea
Soms staat de hoofdgedachte in de eerste alinea van de tekst.

In andere gevallen staat de hoofdgedachte in de laatste alinea van de tekst.

Slide 21 - Tekstslide

Belangrijkste waar de tekst over gaat
Bepaal wat het belangrijkste is waar de tekst over gaat en dat is waarschijnlijk de hoofdgedachte.
Geef in één zin antwoord op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van een tekst?
A
De eerste alinea van de tekst.
B
De herhaalde informatie in de tekst.
C
Waar de tekst over gaat.
D
De belangrijkste boodschap van de tekst.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe vind je de hoofdgedachte van een tekst?
A
Lees de tekst zorgvuldig en let op herhaalde informatie, belangrijke details en de centrale boodschap.
B
Bepaal het onderwerp van de tekst.
C
Lees de tekst aandachtig en maak aantekeningen van de belangrijkste details.
D
Maak aantekeningen van belangrijke details en herhaalde informatie.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
De laatste alinea van de tekst.
B
De eerste alinea van de tekst.
C
De herhaalde informatie in de tekst.
D
De belangrijkste boodschap of het belangrijkste idee waar de tekst over gaat.

Slide 25 - Quizvraag

Toets vrijdag aanstaande!
Leren:
Groene theorie-onderdelen!
Onderwerp en hoofdgedachte (woordraadstrategieën)
Bekijk de opdrachten!

Slide 26 - Tekstslide