klas 3: Woordenschat H3 figuurlijk taalgebruik (& gebruik woordenboek)

Klas 3
Woordenschat H3
Formeel en figuurlijk taalgebruik

&
Hoe gebruik je een woordenboek?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Klas 3
Woordenschat H3
Formeel en figuurlijk taalgebruik

&
Hoe gebruik je een woordenboek?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordraadstrategieën
- synoniem
- omschrijving
- voorbeeld
- tegenstelling
- bekend woorddeel
- woordenboek

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handigheidjes
In een woordenboek ...

- staan woorden op alfabet
- staat lijst met afkortingen
- staan spreekwoorden en uitdrukkingen 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de voornamen van de klas in alfabetische volgorde

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij het woord zelf...
- woordsoort
- lidwoord & geslacht (verwijswoord de woord = die, het = dat)
- meervoud
- verkleinwoord
- bij WW: verleden tijd/voltooid deelwoord
- spreekwoord

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maar hoe zoek je dan een woord op?

- op alfabet
- de basisvorm: héle werkwoord / simpele vorm
- enkelvoud

Slide 6 - Tekstslide

Rechtsbovenaan eerste woord, linksbovenaan laatste woord
- Hele werkwoord (infinitief), simpele vorm (gepeste = pesten), bloempje = bloem
Zelfstandig naamwoord
Zoek altijd het enkelvoud op

Daken > dak
Faillissementen > Faillissement

Slide 7 - Tekstslide

Rechtsbovenaan eerste woord, linksbovenaan laatste woord
- Hele werkwoord (infinitief), simpele vorm (gepeste = pesten), bloempje = bloem
Werkwoord

Zoek op het hele werkwoord
Geholpen > helpen
Treitert > treiteren

Slide 8 - Tekstslide

Rechtsbovenaan eerste woord, linksbovenaan laatste woord
- Hele werkwoord (infinitief), simpele vorm (gepeste = pesten), bloempje = bloem
Bijvoeglijk naamwoord
Zoek de korte vorm op

                 Fraaie > fraai
                 Kranige > kranig

Slide 9 - Tekstslide

Rechtsbovenaan eerste woord, linksbovenaan laatste woord
- Hele werkwoord (infinitief), simpele vorm (gepeste = pesten), bloempje = bloem
Samengesteld woord
Zoek het woord dat je niet kent op


Voetbaljargon > jargon

Slide 10 - Tekstslide

Rechtsbovenaan eerste woord, linksbovenaan laatste woord
- Hele werkwoord (infinitief), simpele vorm (gepeste = pesten), bloempje = bloem
Bij welk woord zoek je "bolero's"?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord zoek je "complexiteit"

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk woord vind je de betekenis van: gereduceerd

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

figuurlijk taalgebruik

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DOEL

FIGUURLIJK TAALGEBRUIK 


- het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik kennen

- figuurlijk taalgebruik herkennen en begrijpen

- je kunt de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Precies zoals het er staat.
B
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.


Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

UITDRUKKINGEN

- combinatie van woorden die samen een eigen,

soms figuurlijke, betekenis hebben


- als je niet weet wat een uitdrukking betekent, dan zoek je in het woordenboek naar het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Veronique draagt een gouden ring.
B
Hij scoorde ringloos in de basket.
C
Door hem ben ik nu de sigaar.
D
Hij rookte stiekem een sigaar.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Zij is op het paard getild.
B
Zij is over het paard getild.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim en Tom kunnen heel goed samen door één deur.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep in de stad.

Zoek de betekenis en schrijf op.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mieke heeft thuis de vinger in de pap.

Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mieke heeft thuis de vinger in de pap.

Bij welk woord zoek je in het woordenboek naar
de figuurlijke betekenis?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mieke heeft thuis de vinger in de pap.
Zoek de figuurlijke betekenis en schrijf op.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Chromebook dicht.
Woordenboek en schrift klaarleggen. 
Je krijgt zo drie begrippen om op te zoeken...

Wil je alvast vooruit werken?
Woordenschat H3: maak opdracht 3, 4, 5 (blz. 80-81)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies