Par 2.2 Het kiesrecht breidt zich uit

Par 2.2 Kiesrecht breidt zich uit
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Par 2.2 Kiesrecht breidt zich uit

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Blz 14, Het kiesrecht breidt zich uit: 1848 - 1887

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de standpunten van de socialisten, confessionelen en de liberalen herkennen.
- Je weet dat in 1887 het kiesrecht werd uitgebreid.
- Je kunt de volgende begrippen herkennen en beschrijven  caoutchouc-artikel
- Je kent de volgende personen en weet hun rol in dit hoofdstuk: Kuyper, Troelstra, Schaepman

Slide 3 - Tekstslide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke wijziging stond niet in de grondwet van 1848?
A
Ministers leggen verantwoording af aan de Kamer
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor hun afdeling
C
De rijke mannen krijgen kiesrecht
D
Ook vrouwen krijgen kiesrecht

Slide 5 - Quizvraag

Welke koning geeft Thorbecke toestemming om een nieuwe grondwet te schrijven?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem V

Slide 6 - Quizvraag

Welke kleur stoeltjes heeft de Eerste Kamer?
A
Blauw
B
Rood
C
Groen
D
Geel

Slide 7 - Quizvraag

Wie mogen er stemmen als er censuskiesrecht is?
A
Arme mannen
B
Rijke mannen
C
Rijke mannen en vrouwen
D
Rijke mannen en arme vrouwen

Slide 8 - Quizvraag

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 9 - Tekstslide

Liberalen
Vanaf 1848 de machtigste politieke stroming in Nederland.
Vrijheid, overheid zorgt voor orde en veiligheid. 

Slide 10 - Tekstslide

Liberalen
Tussen 1850 en 1900 veel liberalen in het parlement.
1885: Liberalen gaan zich verenigen: Liberale Unie.
Aanhang onder advocaten, dokters en rijke handelaren/fabriekseigenaren.

Slide 11 - Tekstslide

Twee stromingen
Er zijn meerdere politieke stromingen: socialisten en confessionelen. 

Slide 12 - Tekstslide

Confessionelen
Mensen die vanuit een geloofsovertuiging aan politiek doen noemen we confessionelen.
Confessionelen bestaan uit twee groepen:
Katholieken en de protestanten.

Slide 13 - Tekstslide

Protestanten
1879: ARP, de Anti-Revolutionaire Partij.
Predikant Kuyper.
Christelijk.
Hoogste macht ligt bij god.
Aanhang onder boeren, winkeliers en arbeiders.
Kiesrecht voor het gezinshoofd: de man.

Slide 14 - Tekstslide

Katholieken
Katholieken werden gelijkgesteld aan de protestanten.
Kerk had weer invloed in Nederland.
De katholieken richten in 1926 hun eerste politieke partij op.
RKSP.
Rooms-katholieke Staatspartij.
Herman Schaepman.
Veel aanhang in Zuid-Nederland.

Slide 15 - Tekstslide

Socialisten
Wilden meer gelijkheid tussen mensen. Arbeiders en de rijken.
1894, SDAP: Sociaal-Democratische Arbeiderspartij.
Troelstra was de leider.
Ze wilden algemeen kiesrecht voor de arbeiders.
Via het parlement verandering afdwingen.

Slide 16 - Tekstslide

1887: Caoutchouc-artikel
Belangrijke grondwetswijziging.
Censuskiesrecht werd afgeschaft.
Kiesrecht voor mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, of een bepaald bedrag aan huur of een bepaald inkomen hadden.
Het kiesrecht werd opgerekt.


Slide 17 - Tekstslide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 18 - Tekstslide

Van welke politieke stroming van Kuyper de leider?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Katholieken
D
Liberalen

Slide 19 - Quizvraag

Uit welke groepen bestaat het confessionalisme?
A
Liberalen en socialisten
B
Protestanten en liberalen
C
Protestanten en katholieken
D
Katholieken en liberalen

Slide 20 - Quizvraag

Welke groep wil algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen?
A
Socialisten
B
Liberalen
C
Katholieken
D
Protestanten

Slide 21 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort de ARP?
A
Katholieken
B
Liberalen
C
Socialisten
D
Protestanten

Slide 22 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort de SDAP?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Katholieken
D
Protestanten

Slide 23 - Quizvraag

En nu?
Check of alle leerdoelen op je mindmap staan.
Maak de vragen van paragraaf 2.2.

Slide 24 - Tekstslide