1 hv Unit 3 - New York - Introduction

Unit 3 lesson 1
             Unit 3 - New York 
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unit 3 lesson 1
             Unit 3 - New York 

Slide 1 - Tekstslide

New York

Slide 2 - Woordweb

Where is NEW YORK ?

Slide 3 - Tekstslide

TeHoeveel staten zijn er?kst

Slide 4 - Tekstslide

NEW YORK

Slide 5 - Tekstslide

New York

Slide 6 - Tekstslide

New York city
New York vormt een van de grootste stedelijke gebieden ter wereld. De stad is de dichtstbevolkte grote stad in de Verenigde Staten.
De stad New York bestaat uit vijf boroughs of stadsdelen: The Bronx, Brooklyn, Manhattan, Queens en Staten Island.
Veel beroemde monumenten en wijken:  het Vrijheidsbeeld, Wall Street, wolkenkrabbers zoals het Empire State Building en het Chrysler Building, het oude, in 2001 door terroristen vernietigde, World Trade Center met de Twin Towers en de opvolger hiervan, het in 2014 geopende One World Trade Center.
De drukte en levendigheid geven de stad de bijnaam The City That Never Sleeps ("de stad die nooit slaapt"). Een andere populaire bijnaam is the Big Apple.

Slide 7 - Tekstslide

All Right Unit 3
Watch the clip and answer the questions. 

 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Hoeveel medewerkers van Macy en artiesten doen er mee aan de Thanksgiving Day Parade?
A
Meer dan 8000
B
Ongeveer 6000
C
Meer dan 10.000
D
Ongeveer 4500

Slide 10 - Quizvraag

Hoe lang is de route die ze nemen?
1 mijl = 1,6 kilometer
A
Ongeveer 250 miles
B
Ongeveer 25 miles
C
Ongeveer 12,5 miles
D
Ongeveer 2,5 miles

Slide 11 - Quizvraag

Door welke film werd Macy's Thanksgiving Day heel populair?
A
Home Alone 2
B
Miracle on 34th Street
C
21 Jump Street
D
Elf

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel kost de parade ongeveer?
A
1-3 miljoen dollars
B
11-13 miljoen dollars
C
21-23 miljoen dollars
D
31-33 miljoen dollars

Slide 13 - Quizvraag

Wat is sinds het begin van Macy's Thanksgivingday Parade de hoofdattractie van de parade?
A
de enorme ballonnen
B
de kalkoen
C
de kerstman
D
de Rockettes

Slide 14 - Quizvraag

All Right Unit 3
 

Next: Turn to p.96 and read the text. Then do exercises 2

Slide 15 - Tekstslide


Homework for Tuesday November 26
  • do (maak) lesson 1 ex 2 in your book
  • study present simple p. 93 book

Slide 16 - Tekstslide

Welcome back!
TekstT
TekTuesday November 26

Slide 17 - Tekstslide

All Right Unit 3
 * Check homework: 
- Present Simple
- lesson 1 ex 2 "Macy's"

 

Slide 18 - Tekstslide

Lesson 2: opdracht 2+3
* Let's do ex. 2+3 +4 together! Find the exercise online.
* Take a look at Study Box on page 127 in your book. 
--> These will be homework for next week 
--> Tip! leer de stof in stukjes (4x negen woordjes)
--> Hoe moet je ze leren?!?

* in class ex 5-6 : comparisons (vergelijkingen)


Slide 19 - Tekstslide

Hoe leer je woordjes?

Slide 20 - Tekstslide

Woordjes leren
Hoe heb jij de woordjes geleerd tot nu toe?

Heb je een gouden tip voor andere die moeite hebben met het leren van woordjes?

Mijn tip! 


Hak de woordenlijst in stukjes!

Je kunt beter de stof over 4 dagen verspreiden dan het in één keer in je hoofd stampen (dat werkt niet goed!)

Slide 21 - Tekstslide

Manieren van woordjes leren
1. Flitskaarten
2. Met een website of app
3. Woordentekening
4. Groepen maken
5. Flapmethode
Er is geen goede of foute manier, kies er eentje die bij jou past!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide


Homework for 
Thursday November 28

  • m. lesson 2 ex  4+5+6+9 in your online book
  • lr. words lesson 2 p. 129 1st block

Slide 28 - Tekstslide

Welcome everybody!
Thursday  November 28

Slide 29 - Tekstslide

All Right Unit 3
 * Check homework: 
- words lesson 2
- lesson 2 ex 4-5-6-9

 

Slide 30 - Tekstslide

Degrees of comparison

Slide 31 - Tekstslide

Comparisons
COMPARISONS
= vergelijkingen

Slide 32 - Tekstslide

Comparisons
big
bigger
the biggest
COMPARISONS

Slide 33 - Tekstslide

How would you compare these?

Slide 34 - Tekstslide

How would you compare these?
fast
faster
fastest

Slide 35 - Tekstslide

How would you compare these?

Slide 36 - Tekstslide

How would you compare these?
tallest
taller
tall

Slide 37 - Tekstslide

Comparative
Vergrotende trap:
+ER

Comparing 2 people/things

Frank is taller than Rob.

That car is faster than my car.


Superlative
Overtreffende trap:
+EST

Comparing 1 to all the rest

Rob is the tallest boy in class.

That is the fastest car ever.

Slide 38 - Tekstslide

Comparative +
Superlative
klein - kleiner dan - het kleinst(e)
small - smaller than - the smallest

big - bigger than - the biggest

nice - nicer than - the nicest

BUT:
lucky - luckier than - the luckiest


Vergrotende +

overtreffende trap


Slide 39 - Tekstslide

Exception to the rule (onregelmatig)

goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst

weinig - minder- minste
little- less- least



Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

All Right Unit 3
 * Check homework: 
- words lesson 2
- lesson 2 ex 4-5-6-9

 

Slide 42 - Tekstslide

Some more listening

* do lesson 2 ex  11
 in your book

Slide 43 - Tekstslide


Homework for 
Thursday November 28

  • m. lesson 2  ex 10 in your online book
  • lr. words lesson 2 p. 129  + comparisons

Slide 44 - Tekstslide

Welcome everybody!
Monday December 2

Slide 45 - Tekstslide

Let's practice comparisons!

Slide 46 - Tekstslide

Comparisons
+ er
+ est
more ..... than
the most....
Onregelmatig
He is ...... beautiful ..... cat in the word
I am .... happy ..... than I was yesterday
This is ...... silly ..... I have ever done
She always feels ..... powerful ..... before after training
I know .... little .... before I studied
This is ..... nice .... thing anyone has every done for me!

Slide 47 - Sleepvraag

COMPARISONS
Ricardo's big brother is ___ (tall) him.

Slide 48 - Open vraag


Comparisons:
That girl is ...... (smart) than her sister.

Slide 49 - Open vraag


Comparisons:
My mother is ....... (intelligent) woman I know!

Slide 50 - Open vraag

Comparisons.
Japanese is ... (difficult) English.

Slide 51 - Open vraag

Comparisons.
Maths is my ... (bad) subject.

Slide 52 - Open vraag

Comparisons
He is.....(funny) person I know!

Slide 53 - Open vraag

Comparisons
My little sister is the .... (young).

Slide 54 - Open vraag



Homework for Monday 2 December 

  • do (maak) lesson 2 ex 11+12 in your online book
  • study words §3.2  second block  p 129 + comparisons p. 130

Slide 55 - Tekstslide