6.4 Moleculaire stoffen: eigenschappen en bindingen

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Moleculaire stoffen: eigenschappen en bindingen

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kun je:

 enkele kenmerken van moleculaire stoffen benoemen

uitleggen welke binding er binnen moleculen is structuurformules tekenen

uitleggen welke binding er tussen moleculen is.

Introduceer de leerdoelen en leg kort uit wat er wordt behandeld.

Wat weet je al over moleculaire stoffen en hun bindingen?

Moleculaire stoffen

Moleculaire stoffen bestaan uit moleculen die zijn opgebouwd uit niet-metaalatomen. Voorbeelden zijn water, zuurstof en koolstofdioxide. Hydrofoob, hydrofiel:

Leg uit wat moleculaire stoffen zijn en laat voorbeelden zien.

Binding binnen moleculen

Binnen moleculen is er sprake van een covalente binding, waarbij de atomen elektronen delen om stabiel te worden.

Leg uit wat een covalente binding is en hoe deze werkt.

Structuurformule tekenen

Een structuurformule geeft aan welke atomen met elkaar verbonden zijn en welke bindingen er tussen zitten. Dit wordt weergegeven met streepjes tussen de atomen.

Laat zien hoe je een structuurformule tekent en geef een voorbeeld.

Structuurformule tekenen

Teken de structuurformule van water (H2O).

Laat de studenten zelf de structuurformule van water tekenen en bespreek deze vervolgens klassikaal.

Binding tussen moleculen

Tussen moleculen is er sprake van een zwakke Vanderwaalsbinding.

Leg uit wat een vanderwaalsbinding is en hoe deze ontstaat.

Interactief: voorbeelden vanderwaalsbinding

Noem een voorbeeld van een stof waarbij de vanderwaalsbinding een rol speelt.

Vraag de studenten om voorbeelden te noemen en bespreek deze vervolgens klassikaal.

Samenvatting

Moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit niet-metaalatomen en hebben binnen de moleculen covalente bindingen. De structuurformule geeft aan welke atomen met elkaar verbonden zijn. Tussen de moleculen is er sprake van een zwakke vanderwaalsbinding.

Vat de belangrijkste punten van de les samen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.