WK 37: les 2 (meervoud znw)

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

timer
10:00
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Terugblik 
- Lesdoelen
- Uitleg: meervoud znw
- Zelf aan de slag 
- Evaluatie 

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Hoe zat het ook alweer met de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Wanneer gebruik je komma's?

Hoe schrijf je de persoonsvorm v.t. van sterke werkwoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ...kun je de meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen.

  • ...weet je wanneer 's gebruikt bij het schrijven van een meervoud.

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud zelfstandig naamwoorden
  • Meestal plak je een -s of -en achter het woord.
      ruit - ruiten, lepel - lepels

  • Soms moet je een klinker (a-e-i-o-u) weghalen.
       een noot - twee noten

  • Soms moet je een medeklinker toevoegen. 
      een mes   - twee messen


Slide 5 - Tekstslide

Enkele bijzonderheden..
  • Een woord dat eindigt op een s, krijgt meestal een z .
       huis - huizen
       kies  - kiezen
       haas  - hazen

Slide 6 - Tekstslide

Enkele bijzonderheden..
  • Een woord dat eindigt op een f, krijgt meestal een v .
       slaaf - slaven
       staaf  - staven
       erf  - erven

Slide 7 - Tekstslide

Enkele bijzonderheden...
  • Woorden die eindigen op een lange klinker (a - i - o - u - y)   krijgen een 's achter het znw:

       opa  - opa's
       ski     - ski's
       accu - accu's
       hobby - hobby's

Slide 8 - Tekstslide

's of -s?
  • Je schrijf een -s achter het woord als het zelfstandig naamwoord eindigt op een lange klinker met meer letters óf met een letter met een accent:

     shampoo - shampoos
     cowboy - cowboys
     café - cafés

Slide 9 - Tekstslide

Zelf oefenen..
- Ga naar H2, par. 2.9 Spelling.

- Maak opdr. 5 t/m 8 en 10.

- Werk je online? Kijk je werk ook alvast na!

- Bij vragen mag je naar me toekomen.



Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?

  • Wat ging er goed?

  • Wat kan beter?

Slide 11 - Tekstslide