grammatica zinsdelen pv en zinsdelen

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoelen
  • Je weet na deze les hoe je de persoonsvorm (pv) in de zin kunt vinden.               
  • Je kunt zinnen in zinsdelen verdelen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm (pv)

  • In elke zin staan werkwoorden (werkwoordelijk gezegde)
  • Een van die werkwoorden (let op: soms zijn het er meer) is de persoonsvorm.
  • De pv geeft het getal aan en de tijd.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Pieter bestelt een tosti.
De vrienden bestelden een hamburger.


bestelt geeft enkelvoud aan en tegenwoordige tijd. 
bestelden geeft meervoud aan en verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo vind je de persoonsvorm (pv)

1. Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat
    verandert, is de pv.

2. Verander het getal van de zin: maak van het enkelvoud
   (één persoon of ding) het meervoud of andersom.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

enkelvoud
tegenwoordige tijd
enkelvoud
verleden tijd
meervoud
tegenwoordige tijd
meervoud
verleden tijd
We gaan morgen naar Amsterdam
Blijft Lotte logeren?
De docent leest een mooi boek voor.
Waar bleven jullie?
Geloofde jij dat verhaal?
Wij zagen het winnende doelpunt.
De leerlingen lachen om de leuke grap.
Bas wilde een nieuwe fiets.

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tom een scheur.'
A
zijn
B
Tom
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zet het volgende zinnetje in een andere tijd.
Wanneer gaat zij naar Amerika?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Verander het getal van het volgende zinnetje. 
Wij maken vanmiddag het huiswerk.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Verander het getal van het volgende zinnetje. 
De leerling heeft een boek geleend.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Belangrijk: de persoonsvorm is altijd een zinsdeel!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen vinden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm en zet deze tussen 2 streepjes: 
je hebt het eerste zinsdeel al gevonden!

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: welke woorden kunnen vóór de persoonsvorm staan? Puzzelen en schuiven maar!

De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

  • De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
  • Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
  • Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven


De dokter  heeft  aan de patiënt een pijnlijke prik  gegeven

Slide 16 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jullie verfden gisteren twee kozijnen.
A
Jullie verfden/gisteren twee kozijnen.
B
Jullie/verfden/gisteren/ twee kozijnen.
C
Jullie verfden/gisteren/ twee kozijnen.
D
Jullie/verfden/gisteren/ twee/kozijnen.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Frits kocht de auto met aanhanger.
A
Frits/kocht/de auto met aanhanger.
B
Frits/kocht de auto/met aanhanger.
C
Frits kocht/ de auto met aanhanger.
D
Frits kocht de auto/met aanhanger.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lerares vergat haar lekkere boterhammen.
A
De lerares vergat / haar lekkere boterhammen
B
De lerares/vergat/ haar lekkere boterhammen
C
De lerares/vergat haar lekkere boterhammen
D
De lerares vergat haar/ lekkere boterhammen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De agent gaf een forse bekeuring.
A
De agent gaf /een forse bekeuring.
B
De agent / gaf / een forse / bekeuring.
C
De agent / gaf een forse bekeuring.
D
De agent / gaf / een forse bekeuring.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn vervelende buurman heeft agressieve honden.
A
Zijn vervelende / buurman / heeft agressieve honden.
B
Zijn vervelende buurman /heeft/ agressieve honden.
C
Zijn vervelende buurman heeft/ agressieve honden.
D
Zijn vervelende buurman/ heeft agressieve/ honden.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joan vergaf haar vervelende kat.
A
Johan / vergaf / haar / vervelende / kat
B
Johan vergaf / haar / vervelende / kat
C
Johan / vergaf / haar / vervelende kat
D
Johan / vergaf / haar vervelende kat

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Neem het zinnetje over en onderstreep de pv. Verdeel het zinnetje daarna in zinsdelen.
De beste voetballer werd beloond met een bijzondere trofee.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Neem het zinnetje over en onderstreep de pv. Verdeel het zinnetje daarna in zinsdelen.
Ik heb gisteren een vis gevangen. 

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De baby slaapt zacht.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de middag probeerde hij te leren.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vond je de opdrachten gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 5 vanaf blz. 30.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies