les 3 Schakelingen

les 3 schakelingen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les 3 schakelingen

Slide 1 - Tekstslide

huiswerk

opdracht 1 t/m 15
BLZ 160 t/m 164

Slide 2 - Tekstslide

Spanningsmeter
Stroommeter
Volt
Ampere
V
A

Slide 3 - Sleepvraag

nakijken

opdracht 1 t/m 13
BLZ 151 t/m 156

Slide 4 - Tekstslide

leerdoelen
4.3.1 Je kunt twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema’s herkennen en tekenen.

4.3.2 Je kunt het verschil uitleggen tussen een parallelschakeling en een serieschakeling.

4.3.3 Je kunt het schakelschema tekenen van eenvoudige serie- en parallelschakelingen.

4.3.4 Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.

4.3.5 Je kunt de grootte van de stroomsterkte beredeneren in een schakeling.

4.3.6 Je kunt uitleggen hoe een wisselschakeling werkt

Slide 5 - Tekstslide

Schakelingen tekenen
Een schakeling bestaat uit verschillende elektrische onderdelen.

 Als je wilt uitleggen hoe een schakeling in elkaar zit, kun je het best een tekening gebruiken. 

Er zijn speciale symbolen bedacht om overzichtelijke tekeningen van schakelingen te kunnen maken. Zulke tekeningen noem je schakelschema’s.

Slide 6 - Tekstslide

Schakelschema's
Schakelschema’s zijn onmisbaar bij proeven met elektriciteit. Het schema vertelt je welke onderdelen je nodig hebt en hoe je die met elkaar verbindt. 
Bij veel proeven is een schakelschema gegeven. 
Soms moet je zelf een schakelschema tekenen.
 Nadat je alle onderdelen hebt verzameld, bouw je de schakeling aan de hand van het schema.

Slide 7 - Tekstslide

Serieschakelingen
 Een serieschakeling heeft geen vertakkingen. 
Er is dus maar één stroomkring. 
De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. 

Als één lampje in een serieschakeling doorbrandt, is de stroomkring verbroken. 
Dan gaan alle lampjes uit. 

Het is daarom niet handig om lampen in serie te schakelen.

Slide 8 - Tekstslide

Open en gesloten stroomkringen
Je schakelt een schakelaar juist wel in serie met het apparaat dat aan- of uitgezet moet worden.

 Als je de schakelaar op UIT zet, onderbreek je de stroomkring en gaat de lamp uit. Als je de schakelaar op AAN zet, sluit je de stroomkring en gaat de lamp weer aan.

In een open stroomkring staat de schakelaar open en is de lamp uit. 
In een gesloten stroomkring staat de schakelaar dicht en is de lamp aan.

Slide 9 - Tekstslide

Stroomsterkte in een serieschakeling
De stroomsterkte in een serieschakeling is overal even groot. 
Het maakt niet uit waar je de stroomsterkte meet. 
Bijvoorbeeld tussen de batterij en het eerste lampje, tussen het eerste en het tweede lampje, tussen het tweede en het derde lampje of tussen het derde lampje en de batterij. 
Je krijgt steeds dezelfde meetwaarde.

Slide 10 - Tekstslide

Parallelschakelingen
Je ziet hier een parallelschakeling. 
De schakeling vertakt zich zodat elk lampje op de spanningsbron is aangesloten.
 Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.

Slide 11 - Tekstslide

Stroomsterkte in een parallelschakeling
In een parallelschakeling kun je elk lampje apart aan en uit doen. 

 Als een lamp doorbrandt, blijven de andere gewoon branden.

 In een serieschakeling is dat onmogelijk. 

Daarin branden ofwel alle lampen of ze zijn allemaal uit.

Slide 12 - Tekstslide

Stroomsterkte in een parallelschakeling
Op de plaats waar een parallelschakeling zich vertakt, splitst de stroom zich. 

De stroomsterkte in de onvertakte gedeelten (bij 1 en 5) wordt de totale stroomsterkte genoemd. 
De stroomsterkte in de takken (bij 2, 3 en 4) is steeds een derde van de totale stroomsterkte.
 De stroomsterkte is dus niet overal even groot, zoals in een serieschakeling.

Slide 13 - Tekstslide

De wisselschakeling
Om een lamp op 2 plekken aan en uit te kunnen zetten wordt een wisselschakeling gebruikt.
Een wisselschakelaar heeft drie aansluitpunten en twee standen.

• In stand 1 wordt punt A doorverbonden met punt B.

• In stand 2 wordt punt A doorverbonden met punt C.




Slide 14 - Tekstslide

De wisselschakeling


 Kijk goed hoe de aansluitpunten van de wisselschakelaars met elkaar verbonden zijn. 

In de getekende situatie staat de lamp aan.

 Als je een van beide wisselschakelaars omzet, gaat de lamp uit.


Slide 15 - Tekstslide