1Hb Nederlands redekundig ontleden 17 juni

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Redekundigkundig ontleden 
Redekundig ontleden is als een puzzel. Elk stukje van de puzzel heb je nodig om het volgende stukje te kunnen benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les

  • hebben jullie geoefend met het ontleden van de zindelen.                                                                                    
  • kunnen jullie het stappenplan van het ontleden uit je hoofd opnoemen en toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • quiz om voorkennis op te halen
  • Instructie en indien nodig video's
  • oefeningen in LessonUp
  • afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is redekundig ontleden?
A
ontleden
B
ontleden van de zinsdelen
C
ontleden van de woordsoorten
D
iets met grammatica

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 6 - Quizvraag

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdend voorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je bepalen wat de zinsdelen zijn (zinsdeelproef)?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze zin is  opgedeeld in woorden. Je kan de woorden verplaatsen. Deel de zin op in zindelen door de woorden bij elkaar te zetten die samen een zinsdeel vormen.  
timer
1:00
Deze
klas
heeft
vandaag
Nederlandse
les
via
Lesson up
gekregen.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord:
PV = heeft
Zindelen:
Deze klas  |    heeft   |   vandaag  |  Nederlandse les   |  via Lesson up  |   gekregen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is stap 3?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je het onderwerp?

A
wie of wat + PV?
B
Verander de PV van getal: het OW. verandert mee.
C
Verander de PV van tijd: het OW. verandert mee
D
aan wie of voor wie + PV?

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 4 en hoe vind je het zinsdeel?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 5?
A
bijwoordelijke bepaling benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
lijdend voorwerp benoemen
D
onderwerp benoemen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Je hebt geleerd dat je elk stukje dat je benoemd hebt nodig hebt om het volgende stukje te kunnen benoemen. Je weet nu dus wat de pv is, welke zinsdelen er zijn, wat het WWG is en wat het onderwerp is (wie of wat + PV (of WWG). 

Vraag: hoe vind je nu het lijdend voorwerp?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Je hebt geleerd dat je elk stukje dat je benoemd hebt nodig hebt om het volgende stukje te kunnen benoemen. Je weet nu dus wat de pv is, welke zinsdelen er zijn, wat het WWG is en wat het onderwerp is (wie of wat + PV (of WWG) en het lV (wie of wat + PV (of WWG) + OW ). 
Vraag: wat is stap 6 en hoe vind je die?

Vraag: hoe vind je nu het lijdend voorwerp?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is stap 7?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
bijwoordelijke bepaling
D
meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe vind je de bijwoordelijke bepalingen?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen?
 Jullie hebben nu je  voorkennis opgehaald.
 Jullie kunnen  grammatica gaan oefenen op: 

http://www.nedercomweb.nl 

https://www.cambiumned.nl/

https://www.berktekst.nl/





Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg instructie
Hieronder vind je de video's met uitleg over alle stappen van het ontleden van de zinsdelen.
Belangrijk om goed de zinsdelen te kunnen ontleden:
  1.  Je moet het stappenplan uit je hoofd kunnen opnoemen
  2. Het strepen zetten moet je goed oefenen en kunnen toepassen
  3. verder is het een kwestie van oefenen en oefenen 

Als je de stappen niet kent, dan lukt het ontleden niet EN als je de zindeelstrepen niet kunt zetten, dan benoem je de verkeerde zindelen.

Als je dat niet nodig hebt, dan ga je door naar het blokje toepassing in deze Lesson up.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Een flink aantal van jullie is al bij de blokjes van het meewerkend voorwerp (gewoon en 'voor'). Dit maak je af en daarna ga je het blokje bijwoordelijke bepaling maken.

Als laatste ga je het blokje met alle zinsdelen maken.
  • MV: 1 t/m 5
  • MV 1 t/m 2
  • BWB 1 t/m 6
  • Alle zinsdelen herhalen 1 t/m 9

Uiterlijk maandag aan het einde van de dag moet dit af zijn. Toets van woordsoorten en zinsdelen volgt op een later tijdstip.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ga je dit maken?
Je gaat dit voor het grootste gedeelte maken tijdens het uur waarin je normaal Nederlands hebt op school, maar het kan zijn dat je meer tijd nodig hebt. Dan is de rest huiswerk. Dat klinkt nu heel raar, want je werkt al thuis, maar je begrijpt vast wat ik bedoel ;)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Heb je het lesdoel van het oefenen met het ontleden van de zinsdelen behaald?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Heb je misschien het lesdoel van de stappen uit je hoofd kunnen opnoemen en het toepassen ook al behaald?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ging goed in het zelfstandig werken en wat kan de volgende keer nog een beetje beter?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Feedback:
Wat vond je fijn of goed werken aan deze les en wat ik de. volgende keer beter?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies