present simple, past simple & present perfect

Grammar revision:
Present Simple
Past simple
Present Perfect
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar revision:
Present Simple
Past simple
Present Perfect

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent:
Ik kocht een boek?

Slide 2 - Open vraag

Welke tijd is dat (I bought)?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect

Slide 3 - Quizvraag

Hoe vertaal je: "Ik heb al twee boeken van die schrijver gelezen"?

Slide 4 - Open vraag

Welke tijd is dat?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent "He feeds the cats twice a day"?

Slide 6 - Open vraag

Welke tijd is dat?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect

Slide 7 - Quizvraag

Present Simple
I read
You read
He reads
She reads
It reads
We read
They read
You read

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Present Simple 
Gewoonte
Feit
Regelmatig

Slide 10 - Tekstslide

Past simple

-ed achter regelmatige werkwoorden:
At the weekend, I worked and he visited a museum.



Slide 11 - Tekstslide

past simple

Bij onregelmatige werkwoorden gebruik je geen -ed, maar het werkwoord verandert.

Dan gebruik je de tweede vorm (die je uit je hoofd hebt geleerd).

At the weekend, I saw a movie and he drove his car.

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer je gebruik je de past simple?


Als het in het verleden was, en het is afgelopen.

Er staan (vaak) signaalwoorden in de zin, zoals 'yesterday', 'last week', 'this morning', 'last year', 'when I was little', 'in 2001'.

King Charles III talked about his mother on the telly yesterday.
Barack Obama left the White House in January 2017.

Slide 13 - Tekstslide

present perfect

have/has + voltooid deelwoord.

Het voltooid deelwoord is werkwoord+ed OF de derde vorm van het rijtje onreg. ww.

I have worked and she has read a book.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?

1) Als iets in het verleden is begonnen en het is nu nog steeds zo.
I have known him since 2015. (Ik ken hem nog steeds.)
He has lived in Amsterdam for ten years.  (hij woont er nog steeds!)

2) Of als de gevolgen nu nog steeds zichtbaar zijn.

Rembrandt has painted De Nachtwacht.  (schilderij is er nog steeds.)
John is angry because his girlfriend has kissed Peter. (Hij is NU boos omdat zij dat in het verleden gedaan heeft.)



Slide 16 - Tekstslide

Ok, now let's see if yoiu recognize them and if you can use them.


Good luck!

Slide 17 - Tekstslide

In welke tijd staat deze zin: My brother broke his leg last week ?
A
present simple
B
past simple
C
present perfect
D
present continuous

Slide 18 - Quizvraag

In welke tijd staat deze zin: I ate an apple during the break.
A
present simple
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous.

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 20 - Quizvraag

Vul in:
She ............... Netflix all day last Sunday.
A
watched
B
has watched
C
is watching
D
watch

Slide 21 - Quizvraag

Vul in:
The wind...................away half the roof so it's a mess.
A
blown
B
blew
C
has blown
D
has blew

Slide 22 - Quizvraag

Hoe maak je de past simple bij onregelmatige werkwoorden?
A
met -ed
B
met de shitrule
C
met de tweede vorm
D
met has/have + de derde vorm

Slide 23 - Quizvraag

Hoe maak je de present perfect?
A
met -ed
B
met de derde vorm
C
met de shitrule
D
met has/have + de derde vorm

Slide 24 - Quizvraag

Ik wil nog uitleg over:......

Slide 25 - Open vraag

Ik ga nu:
A
Naar de uitleg van de juf luisteren (vooraan zitten)
B
ik ga zelf de uitleg op blz 15 lezen en opdr 8, 9 en 10 maken
C
Ik snap het, ik ga verder werken in All Right

Slide 26 - Quizvraag

Uitleg / werktijd
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Werktijd: finish Unit 1 lesson 1+2
All Right

Slide 28 - Tekstslide