TH 6 - M&M - BS2

thema 6 - mens en milieu
BS 2
kringlopen
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 6 - mens en milieu
BS 2
kringlopen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen BS 2
Na deze BS kun je:
  • de koolstofkringloop in hoofdlijnen beschrijven en schema's hiervan interpreteren
  • de stikstofkringloop in hoofdlijnen beschrijven en schema's hiervan interpreteren 

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen BS 2
fossiele brandstoffen
stikstofassimilatie 
ammonificatie
nitrificatie
denitrificatie
stikstofverbinding
stikstoffixatie

Slide 3 - Tekstslide

Kringlopen in BS2
koolstofkringloop
stikstofkringloop

Slide 4 - Tekstslide

Kringlopen in BS2
koolstofkringloop
stikstofkringloop
Let op rol van de:

Slide 5 - Tekstslide

Assimilatie & dissimilatie (T5 BS4)
Assimilatie heeft te maken met opbouw. Fotosynthese is een vorm van koolstofassimilatie. 

In de voortgezette assimilatie wordt door de dier/plant glucose omgezet in eiwitten, vetten en koolhydraten.

Dissimilatie heeft te maken met afbraak: organische stoffen worden weer afgebroken.

Slide 6 - Tekstslide

Koolstofkringloop
Opdeling in twee verschillende groepen organismen: autotrofe en heterotrofe organismen.

Autotrofe organismen kunnen uit anorganische stoffen organische stoffen maken. Hierbij maken ze gebruik van chloroplasten en lichtenergie.

Heterotrofe organismen: organische stoffen uit andere organische stoffen. Voor de organische stoffen zijn zij afhankelijk van autotrofe organismen.
Dode resten en andere afvalproducten van organismen heet detritus of afval. Dit wordt afgebroken door dierlijke afvaleters en reducenten tot CO2, dat weer door autotrofe organismen opgenomen kan worden.

Slide 7 - Tekstslide

Koolstofkringloop
Opdeling in twee verschillende groepen organismen: autotrofe en heterotrofe organismen.

Autotrofe organismen kunnen uit anorganische stoffen organische stoffen maken. Hierbij maken ze gebruik van chloroplasten en lichtenergie.

Heterotrofe organismen: organische stoffen uit andere organische stoffen. Voor de organische stoffen zijn zij afhankelijk van autotrofe organismen.
Dode resten en andere afvalproducten van organismen heet detritus of afval. Dit wordt afgebroken door dierlijke afvaleters en reducenten tot CO2, dat weer door autotrofe organismen opgenomen kan worden.

Slide 8 - Tekstslide

koolstofkringloop

Slide 9 - Tekstslide

Voedselkringloop
Koolstofkringloop

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Koolstofkringloop

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Dit molecuul wordt door de planten opgenomen uit de lucht
Via dit molecuul komt de koolstof in consumenten terecht
Deze organismen maken van organisch afval weer CO2
Je mag voor deze vraag de afbeelding uit je boek gebruiken
We noemen het opnemen van CO2 en omzetten naar glucose ......
We noemen het afbreken van glucose tot CO2.....
CO2
glucose
reducenten
assimilatie
verbranding

Slide 14 - Sleepvraag

Kringlopen in BS2
koolstofkringloop
stikstofkringloop

Slide 15 - Tekstslide

Stikstofkringloop
  • Organisch gebonden stikstof komt vooral voor in eiwit, nucleotiden en nucleïnezuren. Stikstof komt ook voor in afvalproducten als ureum.
  • Producenten nemen stikstof op via NO3- of NH4+. Stikstoffixerende bacteriën kunnen N2 uit de lucht omzetten in bruikbare stikstof voor planten. Dit kan alleen anaeroob. Vandaar dat deze bacteriën in symbiose leven met planten. 
  • Consumenten halen stikstof alleen uit plantaardige eiwitten.
  • Reducenten zetten via ammonificatie stikstofhoudende verbindingen om in NH3. De ammoniak (NH3) wordt door nitrificerende bacteriën omgezet in nitriet en vervolgens in nitraat.
  • Bij denitrificatie wordt nitraat door bacteriën omgezet in stikstofgas. 

Slide 16 - Tekstslide

Stikstofkringloop

Slide 17 - Tekstslide

Stikstofkringloop

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Groenbemesting
Bij groenbemesting wordt klaver op stikstofarme grond geteeld, waarna deze omgeploegd wordt. Klaver leeft in symbiose met stikstofbindende bacteriën (knolletjesbacteriën), waardoor extra stikstof in de bodem komt. Door om te ploegen, blijft de stikstof beschikbaar voor nieuwe planten.

Als planten geoogst worden, wordt de stikstof die als eiwitten aanwezig zijn in de plant onttrokken aan de bodem. De kringloop wordt onderbroken.

Slide 22 - Tekstslide

eutrofiëring 
Eutrofiëring of vermesting treedt op wanneer er te veel nutriënten, zoals fosfaten en nitraten, in het water aanwezig zijn. Dit is meestal door toedoen van de menselijke activiteiten zoals landbouw en industrie.

Slide 23 - Tekstslide

Welke kringloop/kringlopen zijn bij eutrofiëring verstoord?
A
Koolstofkringloop
B
Stikstofkringloop
C
Koolstofkringloop en stikstofkringloop

Slide 24 - Quizvraag

In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop hebben dissimilatie?
A
planten
B
dieren
C
dieren en schimmels
D
zowel planten, dieren als schimmels

Slide 25 - Quizvraag

Welke stof maakt geen deel uit van de koolstofkringloop?
A
CO2
B
glucose
C
water
D
eiwitten

Slide 26 - Quizvraag

In welke vorm kan koolstof in de koolstofkringloop NIET voorkomen?
A
CO2
B
C6H12O6
C
N2
D
CH4

Slide 27 - Quizvraag

Vallen bomen onder de langzame of de snelle koolstofkringloop?
A
Langzame
B
Snelle

Slide 28 - Quizvraag

Hoort het proces waarbij kalkrotsen verweren tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 29 - Quizvraag

Welke kringloop is dit?
A
De stikstofkringloop
B
De koolstofkringloop
C
De zuurstofkringloop

Slide 30 - Quizvraag

Fotochemische stikstofbinding
Bij fotochemische stikstofbinding reageert N2 met ozon (O3) tot nitraat, die zo beschikbaar komt voor planten.

Slide 31 - Tekstslide

Stikstof (N2) Is een stof die niet reageert met andere stoffen. Een plant of dier heeft er dan ook niets aan. N2 blijft N2.
Alleen met geweld (bliksem, hitte in een motor) bindt N2 aan zuurstof. 
Of door sommige bacteriën bindt N2 aan waterstof. 
Ammoniak (NH3) en ammonium (NH4+) zijn eigenlijk twee toestanden van dezelfde stof. 
Als ammoniak oplost, pikt het een H+ van water zodat NH4+ ontstaat. Als ammonium de lucht in gaat, wordt het weer NH3. 
Nitriet bestaat maar heel kort in de natuur, omdat de reactie tot nitraat heel snel gaat. Dat is goed, want nitriet is giftig.
Deze NH3 zit binnenin een plant. Het wordt meteen gebruikt door de plant om er N-bevattende organische stoffen van te maken. Deze NH3 komt dus niet in de grond terecht. De andere NH3 wel.
Stikstofassimilatie is gewoon assmilatie met stikstof. Assimilatie = opbouw van grotere moleculen uit kleinere moleculen. Dus bv. opbouw van aminozuren uit nitraat (en glucose)
anaeroob proces, verloopt allean als er geen zuurstof is
anaeroob proces, verloopt allean als er geen zuurstof is
aeroob proces, verloopt allean als er wel zuurstof is
aeroob proces, verloopt allean als er wel zuurstof is
interactive BiNaS tabel van de stikstofkringloop 

Slide 32 - Tekstslide

opdrachten 
BS2 -> 
basis: 10 / 11 / 12 / 15 / 16 / 18 / 21
verdieping: 13 / 14 / 17 / 19 / 20 / 22 / 23

Slide 33 - Tekstslide

oefenen via volgende links biologiepagina 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

En nog een interessante video over
de invloed van algen op klimaat

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

nog wat quizvragen...

Slide 40 - Tekstslide

Is er voor nitrificatie zuurstof nodig?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten

Slide 42 - Quizvraag

Wanneer planten en dieren sterven zonder te worden opgegeten, worden de organische stoffen opgenomen door
A
consumenten
B
eurocenten
C
reducenten
D
producenten

Slide 43 - Quizvraag

Welke schakel bestaat uit heterotrofe organismen?
A
Producenten
B
Consument 2e en 3e orde
C
Alle consumenten
D
Alle producenten en consumenten

Slide 44 - Quizvraag

Welk proces wordt weergegeven door nummer 2?

Slide 45 - Open vraag

Welke kringloop/kringlopen zijn bij eutrofiëring verstoord?
A
Koolstofkringloop
B
Stikstofkringloop
C
Koolstofkringloop en stikstofkringloop

Slide 46 - Quizvraag

Biologische boeren willen geen pesticiden gebruiken, en ook een sluitende stikstofkringloop (geen overmatige toevoeging van kunstmest). Welk van de onderstaande beweringen is géén indirect effect van biologisch boeren?
A
Meer CO2 uitstoot per kg geproduceerd product
B
Minder snelle groei planten
C
minder Rhizobia in de bodem
D
meer uitspoeling van nutriënten

Slide 47 - Quizvraag

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 48 - Quizvraag

Het in kaart brengen van de stikstofkringloop in de Nederlandse natuur speelt zich af op het organisatieniveau:
A
populatie
B
molecuul
C
ecosysteem
D
biosfeer

Slide 49 - Quizvraag

Hoe kan 'N' verdwijnen uit eenvoudige stikstofkringloop?
A
planten nemen het op
B
vervluchtiging en denitrificatie
C
omzetting in nitriet en nitraat

Slide 50 - Quizvraag

Welke kringloop is dit?
A
De stikstofkringloop
B
De koolstofkringloop
C
De zuurstofkringloop

Slide 51 - Quizvraag

Je sport en verbrandt daarbij glucose.
Je produceert koolstofdioxide.
Welke pijl is dit in de koolstofkringloop (Binas 93F)?
A
Aerobe dissimilatie (groen)
B
Aerobe dissimilatie (blauw)
C
Verbranding (zwart)
D
Anaerobe dissimilatie (zwart)

Slide 52 - Quizvraag