H.4 Lezen: tekstverbanden en signaalwoorden (1)

Talent
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Talent

Slide 1 - Tekstslide

Doel
- Je weet wat signaalwoorden zijn en je kunt ze herkennen in een tekst;
- Je weet wat tekstverbanden zijn en je kunt ze herkennen in een tekst;
- Je weet dat signaalwoorden een tekstverband aangeven.

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord past er op de puntjes?

Ik vind pretparken niet leuk. ... word ik misselijk als ik rondjes draai en ... heb ik hoogtevrees.
A
Echter - ook
B
Bovendien - later
C
Allereerst - ook
D
Ondanks dat - niet alleen

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past er op de puntjes?

... mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.
A
Hoewel
B
Nadat
C
Zoals
D
Bovendien

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past er op de puntjes?

Ik durf niet in die snelle achtbaan, ... mijn broertje is een echte waaghals.
A
toch
B
hoewel
C
zoals
D
maar

Slide 5 - Quizvraag

Signaalwoorden en Tekstverbanden
Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken.
Met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea’s. Ze geven de lezer een ‘signaal’ (een teken), bijvoorbeeld: en, maar, toen, want, tenzij, zo, ten slotte. Signaalwoorden helpen de lezer dus door signalen te geven over hoe hij de tekst moet lezen.
Als je signaalwoorden verkeerd gebruikt, zal de lezer de tekst niet kunnen begrijpen.
Voorbeeld
Begrijpelijk:
Mijn fietslicht was kapot, daarom kreeg ik een bekeuring.
Niet begrijpelijk, vreemd:
Mijn fietslicht was kapot, toch kreeg ik een bekeuring.

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord past er op de puntjes?

Frisdranken ... cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.
A
zoals
B
terwijl
C
ondanks
D
bovendien

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Nadat mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.
Ik vind pretparken niet leuk. Allereerst word ik misselijk als ik rondjes draai en ook heb ik hoogtevrees.
Ik durf niet in die snelle achtbaan, maar mijn broertje is een echte waaghals.
Frisdranken ... cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 10 - Open vraag

Nu ga je zelf aan de slag
Pak je schrift erbij en schrijf daar jouw antwoorden op.
Klik hier
Lees de tekst eerst verkennend.
1. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Lees de tekst nu nauwkeurig.
1. Welke twee verwijswoorden staan er in de inleiding en waar verwijzen ze naar?
2. In de eerste alinea staan er meerdere signaalwoorden. Welke kan jij vinden en wat voor verband geven ze aan?
3. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst? 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 12 - Open vraag

Welke verwijswoorden hebben jullie gevonden en waar verwijzen ze naar?

Slide 13 - Open vraag

Welke signaalwoorden hebben jullie gevonden en bij welk verband horen ze?
Bijv. intussen-tijdsvolgorde/chronologisch

Slide 14 - Open vraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'toch' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 15 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'terwijl' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 16 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'zoals' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 17 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'verder' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 18 - Quizvraag

Ik ga graag op vakantie naar een warm land als Spanje.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 19 - Quizvraag

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 20 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'ook' en 'bovendien'?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 21 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je in
deze zin?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 22 - Quizvraag

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 23 - Quizvraag

In welke zin zie je het tekstverband: voorbeeld?
A
Ik heb me verslapen en bovendien had ik een lekke band.
B
Ik houd erg van fruit als appels en peren.
C
Ook al had ik goed geleerd, toch had ik een slecht cijfer

Slide 24 - Quizvraag

Ik vind dit niet bepaald mooi, bovendien heb ik het niet nodig.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 25 - Quizvraag

Voordat Willem naar school gaat, ontbijt hij met zijn moeder. Daarna vertrekt hij naar zijn vriend.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 26 - Quizvraag

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er is maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 27 - Quizvraag

Elk basispakket bestaat uit een aantal standaardproducten waar je vandaag de dag niet meer zonder kunt, zoals internetbankieren en een pinpas.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 28 - Quizvraag

Ik kan de vier tekstverbanden van deze paragraaf opnoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Ik kan bij elk tekstverband minimaal drie signaalwoorden geven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Ik kan tekstverbanden herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll