natuurkunde les 4 deel 2

Welke soorten energie ken je?
Bijv. elektrische energie
1 / 23
volgende
Slide 1: Woordweb
NatuurkundeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welke soorten energie ken je?
Bijv. elektrische energie

Slide 1 - Woordweb

Kinetische energie
De formule voor kinetische energie luidt als volgt:


waarin:
           =  kinetische energie in      J
           =  massa in                               kg
           =  snelheid in                           m/s

Zoals te zien is, is de kinetische energie afhankelijk van de snelheid waarmee het voorwerp beweegt.
Ekin=21mv2
Ekin
m
v

Slide 2 - Tekstslide

Zwaarte-energie
De formule voor zwaarte-energie luidt als volgt:


waarin:
           =  zwaarte-energie in      J
           =  massa in                           kg
           =  valversnelling in            m/s²
           =  hoogte in                          m

Zwaarte-energie is een vorm van potentiële energie. Wanneer je een krat optilt, heeft het door deze zwaarte-energie elke keer de neiging om naar beneden te vallen van hoogte h.
Ez=mgh
Ez
m
g
h

Slide 3 - Tekstslide

Veerenergie
De formule voor veerenergie luidt als volgt:


waarin:
             =  veerenergie in          J
             =  veerconstante in    N/m
             =  uitwijking in              m
       
Veerenergie is de hoevelheid energie die in een veer is opgeslagen wanneer het niet in zijn neutrale stand bevindt. Doordat de veer samengedrukt of uitgerekt is, is er een hoeveelheid energie opgeslagen in de veer die afhankelijk is van de uitwijking u.
Eveer=21Cu2
Eveer
C
u

Slide 4 - Tekstslide

Warmte (verloren)
De formule voor warmte luidt als volgt:


waarin:
           =  warmte                 in     J
           =  wrijvingskracht in    N
           =  (totale) afstand in    m
       
De energiesoort warmte ontstaat door wrijving over een afstand s. Een voorbeeld is wanneer een fiets remt en een warm spoor op de straat achterlaat.
Q=Fws
Q
Fw
s

Slide 5 - Tekstslide

Andere energievormen
Chemische energie is de energie die is opgeslagen in de bindingen van atomen. Een bekend voorbeeld hier van is de brandstof benzine. Maar chemische energie zit ook in voedsel en batterijen.

Verder hebben we ook stralingsenergie, zoals infrarood straling, en elektrische energie, om lampen mee op te lichten.


Slide 6 - Tekstslide

Formules
E=Pt
P=UI
Ez=mgh
Ek=21mv2

Slide 7 - Tekstslide

Energie omzetting
Al deze soorten energie kunnen in elkaar worden omgezet. De verbranding van voedsel in ons lichaam is een bekend voorbeeld. De energie die hierbij vrijkomt, kan worden omgezet in warmte en energie om te bewegen. Die energieomzetting noteren we als volgt:


Wanneer we een lampje op een batterij aansluiten, wordt er chemische energie omgezet in elektrische energie en warmte. In de lamp zelf wordt de elektrische energie omgezet in stralingsenergie en warmte. Die energie omzettingen noteren we als volgt:

Ech=Ekin+Q
Ech=Eelek+Q
Eelek=Estraling+Q

Slide 8 - Tekstslide

Arbeid-energie theorema
Dus met toepassing van het arbeid-energie theorema volgt:



Vermeningvuldig alle termen in de vergelijking met 2 en verwijder de grootheid m:
V: Je gooit een muntstuk van 7,50 g,  3,25 m omlaag. Bereken de snelheid waarmee het muntstuk de grond raakt vanaf die hoogte. Gebruik in je antwoord het arbeid-energie theorema. Verwaarloos de wrijvingskracht.

A: m = 7,50·10-3 kg            h = 3,25 m             v begin = 0 m/s
Het muntstuk valt naar beneden, en dus is de richting van de zwaartekracht gelijk aan de bewegingsrichting. Dat betekent dat arbeid op het muntstuk wordt uitgeoefend:

Omdat Fz = mg en s = h, volgt uit de formule voor de arbeid:


De enige arbeid die hier uitgeoefend wordt, is de zwaarte-arbeid Wz.

 Wz=Fzs
 Wz=mgh
Wtot=WzΔEkin=mgh
21mveind221mvbegin2=mgh
 Wz=Fzs
221mveind2221mvbegin2=2mgh
⁄                         ⁄                       ⁄
veind2vbegin2=2gh
veind2=2gh+vbegin2
veind=2gh+vbegin2
veind=2gh+vbegin2=29,813,25+0
veind=7,99 ms1

Slide 9 - Tekstslide

Opgaven
Vr. 1: Wat is de eenheid van energie?
Vr. 2: In welke twee energiesoorten wordt voedsel omgezet?
Vr. 3: Een kogel valt van de toren van Pisa. Welke energieomzetting vindt er tijdens het vallen plaatst? 
Vr. 4: Een auto rijdt vanuit stilstand tegen een helling op. Welke energieomzetting vindt hier plaats? 
Vr. 5: Een bal wordt verticaal afgeschoten met behulp van een veer. Welke energieomzetting vindt plaatst vanaf het begin van de beweging totdat de bal zijn hoogste punt bereikt heeft?

Slide 10 - Tekstslide

Opgaven
Vr. 6:  Een metalen balletje van 50 gram wordt weggeschoten met een snelheid van 5,0 m/s. Bereken de kinetische energie waarmee het balletje wordt weggeschoten.
Vr. 7: Een auto heeft een massa van 3,0 × 104 kg en rijdt met een constante snelheid van 100 km/h. Bereken de kinetische energie van de auto.
Vr. 8:  Een appel met een massa van 120 gram valt uit een boom vanaf een hoogte van 3,0 meter. Bereken de zwaarte-energie aan het begin en aan het eind van de beweging.
Vr. 9: Een appel valt uit een boom vanaf een hoogte van 3,0 meter. De warmte die ontstaat door de luchtwrijving tijdens de val is 0,3 J. Bereken de gemiddelde wrijvingskracht die de appel ondervonden heeft.
Vr. 10: Een grote veer wordt 1,2 meter uitgerekt met een energie van 1600 J. Bereken de veerconstante van de veer.

Slide 11 - Tekstslide

Chemische Energie
In de eerste paragraaf hebben we het al kort over chemische energie gehad. Het is de energie die opgeslagen zit in de bindingen tussen atomen. Voorbeelden zijn de verbranding van benzine door motoren en voedsel door organismen. Ook de energie die batterijen leveren hebben een chemische
oorsprong.




Slide 12 - Tekstslide

Stookwaarden
Brandstoffen hebben stookwaarden, een waarde die aangeeft hoeveel chemische energie er per kilo of volume in
de brandstof zit en 
wordt gegenereerd
bij verbranding.

Die waarden staan
in BINAS.




Slide 13 - Tekstslide

Stookwaarden met massa
De chemische energie kan worden berekend met een stookwaarde rm wanneer je de eenheid J/kg of kWh/kg gebruikt. Omdat er .../kg staat, gaat het voornamelijk om stoffen in vaste vorm. In formulevorm:


waarin:
         = chemische energie      in J
         = stookwaarde                   in J/kg
         = massa                                 in kg
Ech=rmm
m
rm
Ech

Slide 14 - Tekstslide

Stookwaarden met volume
De chemische energie kan ook worden berekend met een stookwaarde rv wanneer je de eenheid J/m³ of kWh/m³ gebruikt. Omdat er .../staat, gaat het voornamelijk om stoffen in vloeibare en gas- vorm. In formulevorm:


waarin:
         = chemische energie      in J
         = stookwaarde                   in J/m³
         = volume                                in m³
Ech=rvV
V
rv
Ech

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld met stookwaarde I
Ondanks de dringende klimaatmaatregelen heeft Duitsland besloten om toch lekker bruinkool te stoken om in diens energiebehoefte te voorzien. Men wil daar jaarlijks 60 miljoen ton bruinkool opgraven.

a. Hoeveel chemische energie kan men met die hoeveelheid jaarlijks opwekken?

Een gemiddeld huishouden in Duitsland verbruikt 21875 kWh per jaar.

b. Hoeveel Duitse huishoudens kunnen met behulp van de bruinkool industrie voorzien worden van elektriciteit? 

Slide 16 - Tekstslide

Rendement
Helaas komt het bijna altijd voor dat bij energie-omzetting er een fractie van de beginenergie in warmte wordt omgezet. Een typisch voorbeeld hiervan is het motorblok van een benzine- of dieselauto die bij gebruik altijd zeer warm wordt. De energiebehoudvergelijking luidt:


waarin:
                   = chemische energie (uit benzine of diesel)     in J
                   = energie van de motor                                               in J
                   = warmte van de motor                                               in J
Ech=Emotor+Qmotor
Ech
Emotor
Qmotor

Slide 17 - Tekstslide

Rendement
Schematisch ziet dat er zo uit als in de figuur hieronder. De energie die nuttig verbruikt wordt in deze situatie, is Emotor. De hoeveelheid energie die in het systeem (hier de motor) gepompt wordt, noemt men Etotaal en is hier gelijk aan Echem.





De fractie tussen de hoeveelheid nuttig gebruikte energie en de totale energie noemen we het rendement.

Slide 18 - Tekstslide

Energie-stroom diagram
Er geldt ALTIJD:
energie voor = energie na

Slide 19 - Tekstslide

Rendement

Het rendement kan ook uitgerekend worden, en wel met de volgende formule:


waarin:
                   = rendement                  in - (dimensieloos)
                   = nuttige energie         in J
                   = totale energie            in J


In het geval van de motor

wordt dat:

η=EtotaalEnuttig100 %
η
Enuttig
Etotaal
η=EchEmotor100 %

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld Rendement

Een verbrandingsmotor levert 10·107 J aan nuttige energie en heeft een rendement van 30%. Bereken hoeveel liter benzine hiervoor moet worden verbrand.

Slide 21 - Tekstslide

Een lamp van 50 W brandt van 18.00 tot 21.30 uur. Bereken het energieverbruik.

P = 0,05 kW t = 3,5 h E = P x t
A
0,175 kW
B
0,175 h
C
0,175 kWh
D
0,175 hKw

Slide 22 - Quizvraag

De formule voor zwaarte energie is:
A
Ez = P x t
B
Ez = m x g
C
Ez = U x I
D
Ez = m x g x h

Slide 23 - Quizvraag