Het werk bij een bedrijf is verdeeld in verschillende banen.
Dit heet arbeidsverdeling.
Bij arbeidsverdeling
Doet iedereen waar hij/zij goed in is.
Heeft iedereen zijn eigen specialisatie.
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandig aan het werk
timer
10:00
Opdracht:
Maak nu zelfstandig opgave 2 t/m 8 op bladzijde 104 en 105. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde:
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.
Slide 10 - Tekstslide
Opgave 2a blz 104
Wat zijn arbeidsmotieven?
Slide 11 - Open vraag
Opgave 2b blz 104:
Noteer met zo weinig mogelijk woorden welke vijf arbeidsmotieven er zijn.
Slide 12 - Open vraag
Opgave 2c blz 104:
Welk arbeidsmotief is belangrijk voor jou?
Slide 13 - Open vraag
Opgave 3 blz 104:
Welke arbeidsmotieven kunnen deze vrijwilligers hebben? Noem er twee.
Slide 14 - Open vraag
Opgave 4 blz 105: Verbind elke beschrijving en elk beroep met de juiste sector.
Bedrijven die diensten verlenen
Slide 15 - Open vraag
Opgave 4 blz 105: Verbind elke beschrijving en elk beroep met de juiste sector.
Bedrijven die grondstoffen leveren.
Slide 16 - Open vraag
Opgave 4 blz 105: Verbind elke beschrijving en elk beroep met de juiste sector.
Bedrijven die grondstoffen tot producten verwerken.
Slide 17 - Open vraag
Opgave 5 blz 105
Kies onder elke afbeelding de productiesector die erbij hoort. Afbeelding 1:
A
Agrarische sector
B
Dienstverlenende sector
C
Industriële sector
Slide 18 - Quizvraag
Opgave 5 blz 105
Kies onder elke afbeelding de productiesector die erbij hoort. Afbeelding 2:
A
Agrarische sector
B
Dienstverlenende sector
C
Industriële sector
Slide 19 - Quizvraag
Opgave 6 blz 105
Wat is arbeidsverdeling?
Slide 20 - Open vraag
Opgave 7 blz 105
Kies het juiste antwoord.
A
Mensen doen afwisselend werk.
B
Mensen doen hun werk met plezier.
C
Mensen doen vooral uitvoerend werk.
D
Mensen doen waar ze goed in zijn.
Slide 21 - Quizvraag
Opgave 8 blz 105:
Kies de twee mogelijke nadelen voor werknemers.
A
Je bent niet overal inzetbaar.
B
Je moet harder werken.
C
Je nettoloon is lager.
D
Je werk kan saai worden.
Slide 22 - Quizvraag
Afsluiting
Leerdoelen:
Je kunt nu
- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke productiesectoren er zijn √
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is √
Slide 23 - Tekstslide
Welkom! H4 Is er werk voor jou?
4.2 Waar wil je werken?
Slide 24 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen 4.2 Waar wil je werken?
- 4.2 Waar wil je werken? Deel 2
- Tussentijds zelfstandig aan het werk
Slide 25 - Tekstslide
Herhaling 4.2 Deel 1
Leerdoelen:
Je kunt nu
- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke productiesectoren er zijn √
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is √
Slide 26 - Tekstslide
Noteer met zo weinig mogelijk woorden welke vijf arbeidsmotieven er zijn.
Slide 27 - Open vraag
Welke 3 productiesectoren ken je?
Slide 28 - Open vraag
Wat is arbeidsverdeling?
Slide 29 - Open vraag
4.2 Waar wil je werken? Deel 2
Leerdoelen:
Aan het einde van deze les kun je
- Uitleggen wat het verschil is tussen leidinggevend en uitvoerend werk
- Uitleggen wat het verschil is tussen geschoold en ongeschoold werk
Slide 30 - Tekstslide
Leidinggevend of uitvoerend?
Leidinggevend werk:
Je geeft opdrachten aan anderen.
Je bent verantwoordelijk voor het eindresultaat.
Uitvoerend werk:
Je voert opdrachten uit die je opgedragen krijgt.
Slide 31 - Tekstslide
Geschoold of ongeschoold
Voor geschoold werk:
Heb je wel een beroepsopleiding nodig
Voor ongeschoold werk:
heb je geen beroepsopleiding nodig
Slide 32 - Tekstslide
Zelfstandig aan het werk
timer
10:00
Opdracht:
Maak nu zelfstandig opgave 9 t/m 14 op bladzijde 106 en 107. Je mag overleggen.
Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde:
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 10 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 10 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Je geeft dan je antwoord via lesson up door. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.
Slide 33 - Tekstslide
Opgave 9a blz 106: Bekijk de afbeelding
Welke persoon op de afbeelding doet leidinggevend werk?
A
De persoon links.
B
De persoon rechts.
Slide 34 - Quizvraag
Opgave 9b blz 106:
Leg uit waarom je voor deze persoon gekozen hebt.
Slide 35 - Open vraag
Opgave 9c blz 106:
Wat lijkt jou leuker om te doen: leidinggevend werk of uitvoerend werk? Leg je keuze uit.
Slide 36 - Open vraag
Opgave 10 blz 106:
Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit. Bert is vrachtwagenchauffeur.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk
Slide 37 - Quizvraag
Opgave 10 blz 106:
Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit. Dion is bedrijfsleider.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk
Slide 38 - Quizvraag
Opgave 10 blz 106:
Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit. Hugo is docent economie.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk
Slide 39 - Quizvraag
Opgave 10 blz 106:
Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit. Soraya is directeur van een IT-bedrijf.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk
Slide 40 - Quizvraag
Opgave 11 blz 107: Kies het juiste antwoord
Voor geschoold werk heb je wel / niet een beroepsopleiding nodig.
A
Wel
B
Niet
Slide 41 - Quizvraag
Opgave 11 blz 107: Kies het juiste antwoord
Voor ongeschoold werk heb je wel / niet een beroepsopleiding nodig.
A
Wel
B
Niet
Slide 42 - Quizvraag
Opgave 12 blz 107
Kies de twee juiste zinnen.
A
Als je van het mbo komt, kun je geschoold werk doen.
B
Als je wilt werken, dan heb je een beroepsopleiding nodig.
C
Voor geschoold werk krijg je beter betaald dan voor ongeschoold werk.
D
Zonder beroepsopleiding kun je geen baan krijgen.
Slide 43 - Quizvraag
Opgave 13 blz 107 Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.
Automonteur
A
Geschoold
B
Ongeschoold
Slide 44 - Quizvraag
Opgave 13 blz 107 Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.
Kok
A
Geschoold
B
Ongeschoold
Slide 45 - Quizvraag
Opgave 13 blz 107 Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.
Schoonmaker
A
Geschoold
B
Ongeschoold
Slide 46 - Quizvraag
Opgave 13 blz 107 Is er bij de volgende beroepen sprake van geschoold werk of ongeschoold werk? Kies de juiste antwoorden.
Vakkenvuller
A
Geschoold
B
Ongeschoold
Slide 47 - Quizvraag
Opgave 14 blz 107
Soms zijn er vacatures waarbij staat dat je ‘mbo werk- en denkniveau’ moet hebben. Gaat het dan om geschoold werk of ongeschoold werk? Leg je antwoord uit.
Slide 48 - Open vraag
Afsluiting
Leerdoelen:
Je kunt nu
- Benoemen welke arbeidsmotieven je kunt hebben √
- Benoemen welke productiesectoren er zijn √
- Uitleggen wat arbeidsverdeling is √
- Uitleggen wat het verschil is tussen leidinggevend en uitvoerend werk √
- Uitleggen wat het verschil is tussen geschoold en ongeschoold werk √