Voor je liggen 4 post-it blaadjes. Op je blaadje schrijf je het eerste ding waar je aan denkt bij de kleur, ben je klaar plak je het op het juiste papier.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
In het lokaal liggen 4 gekleurde vellen papier.
Blauw, Rood, Groen en Geel.
Voor je liggen 4 post-it blaadjes. Op je blaadje schrijf je het eerste ding waar je aan denkt bij de kleur, ben je klaar plak je het op het juiste papier.
Slide 1 - Tekstslide
Waarom doen we dit?
Vaak ben je je er niet zo bewust van dat je taal ook koppelt aan dingen als kleuren.
probeer eens van groen naar wit te komen?
Voorbeeld met blauw en geel:
Blauw -> water -> strand -> zon -> geel
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
stroop-taak
Slide 4 - Tekstslide
6 woorden verhaal
Schrijf met 6 woorden een kort verhaal, denk goed aan wat voor woorden je gebruikt en aan leestekens.
Voorbeeld:
Oh, een tak. Pas op! au...
Slide 5 - Tekstslide
www.digipuzzle.net
Slide 6 - Link
www.digipuzzle.net
Slide 7 - Link
LETTERSTAMPPOT
Maak zo veel mogelijk woorden met de letters van het woord:
EVENAAR
timer
5:00
De winnaar is de speler die
de meeste woorden weet te maken.
Slide 8 - Tekstslide
LETTERSTAMPPOT
Maak zo veel mogelijk woorden met de letters van het woord:
EVENAAR
timer
5:00
De winnaar is de speler die
de meeste woorden weet te maken.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is er bijzonder aan de zin?
Lezen is in, ezel!
Slide 10 - Tekstslide
OMDRAAIEN DIE LETTERS
Je kunt de zin ook van achteren naar voren lezen. Er staat dan precies hetzelfde. Dat noemen we een palindroom.
Woorden als lepel, racecar en meetsysteem
zijn ook palindromen.
Lezen is in, ezel!
Slide 11 - Tekstslide
OMDRAAIEN DIE LETTERS
Bedenk zelf nog een of twee palindromen.
Onthoud ze goed, want je kunt ze op de volgende pagina intypen.
Slide 12 - Tekstslide
palindromen
Slide 13 - Woordweb
Slide 14 - Tekstslide
OMDRAAIEN DIE LETTERS
Sommige woorden kun je omdraaien waardoor je een ander woord leest, zoals gum / mug en droom / moord. Dit zijn spiegelwoorden.
Bedenk zelf nog twee spiegelwoorden.
Slide 15 - Tekstslide
Spiegelwoorden
Slide 16 - Woordweb
De eerste zin.....
-
Mijn telefoon is niet in mijn kluisje maar in mijn ……………………….