a Je wordt op je stageadres voorgesteld aan je collega’s.
b Op een familiefeest ontmoet je een tante die je nog nooit hebt gezien.
c Je hebt op school overleg met een docent.
d In het weekend kom je je stagebegeleider tegen in de pizzeria.
e Een klant vraagt aan jou waar ze een grondboor kan vinden.
f Je luncht samen met een oudere collega in de kantine.
g De buurman brengt een pakketje dat bij hem is afgegeven.
h Meneer Hinrichs maakt een afspraak met jou om zijn haar te laten knippen.
i Je meldt je bij de balie voor een controleafspraak bij de internist.
j Een bezorger komt de bestelling bij je stageadres afleveren.
k Je maakt kennis met de ouders van je vriend(in).