HC 2.1 Totalitarisme

Totalitarisme 
Totalitaire ideologiën en de oorzaak van WOII
KA38: Het in de praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme, fascisme/nationaalsocialisme

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Totalitarisme 
Totalitaire ideologiën en de oorzaak van WOII
KA38: Het in de praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme, fascisme/nationaalsocialisme

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
1. Terugblikvragen (5 min.)
2. Uitleg + controlevragen (15 min.) 
3. Examenvraag (rest van de les)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
1. De leerlingen kunnen uitleggen welke totalitaire ideologieën er bestaan, waarom deze populair werden en waarin ze van elkaar verschillen 
2. De leerlingen kennen de kenmerken van het fascisme en Nationaalsocialisme
3. De leerlingen kunnen uitleggen wat het verschil is tussen het fascisme en het nationaalsocialisme 


Slide 3 - Tekstslide

Keuzemenu
Keuze 1: Doe mee met de klassikale les. Volg de instructies van de docent

Keuze 2: Ga zelfstandig aan de slag 
  1. Maak deze LessonUp: alle opdrachten en vragen
  2. Bekijk met name de eerste video van JortGeschiedenis in deze Lessonup over ideologieën heel goed. Andere video's zijn een extra hulp. Uitgewerkt schema volgt later. 
  3. Maak de opdracht die in deze LessonUp wordt uitgelegd heel nauwkeurig. De vragen moeten zijn beantwoord voor de volgende les. Dan heb je ook gelegenheid om hier fysiek vragen over te stellen. 
Let op: Niets doen is geen optie

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht (rest van de les)
In de jaren dertig worden drie Totalitaire Dictatoriale ideologieën populair: communisme, facisme en nationaal socialisme. Je gaat in tweetallen over een van deze drie stromingen de volgende vragen beantwoorden: 
  1.  Wat is een totalitaire dictatoriale ideologie
  2. Waarom past jouw stroming hierbij 
  3. Wat is het einddoel van jouw stroming (pol, eco, cult, soc)
  4. Noem zoveel mogelijk typische kenmerken van jouw stroming (pol, eco, cult, soc)
  5. Wat is die visie van jouw stroming op de twee andere stromingen en op de democratie? 
Je mag voor de beantwoording gebruik maken van je boek (2.1, 9.2  en/of 9.3) en het internet 
Vul de antwoorden op deze vragen in, in het schema dat je kunt vinden in Teams 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het begrip??  
  1.  Verdrag van Versailles (8p)
  2. Republiek van Weimar (6p)
  3. WOI (4p)
  4. Complottheorie (2p)
  • Dolkstootlegende: Het idee dat Duitsland de oorlog had verloren door vijanden van binnenuit, namelijk de leiders van de Republiek van Weimar, sociaaldemocraten en Joden

Slide 6 - Tekstslide

1914
1919
1923
1924
1929
1933
Verdrag van Versailles
Frankrijk bezet Ruhrgebied 
Dawesplan
Hitler aan de macht.
Economische crisis
Eerste Wereldoorlogbrak uit

Slide 7 - Sleepvraag

Ideologie
Systeem van samenhangende ideeën over hoe de maatschappij eruit zo horen te zien

Of: Je ideale toekomstbeeld  

Slide 8 - Tekstslide

Totalitair 
Mogelijke definities: 
1. Definitie boek: Een staatsvorm waarin persoonlijke belangen ondergeschikt zijn aan het staatsbelang 

2. Alternatieve definitie: een politiek systeem waarbij de burger geen individuele vrijheid heeft; de overheid streeft naar een complete controle van de maatschappij


Slide 9 - Tekstslide

Hoe herken ik een Totalitaire dictatuur? 
  1. 1 leider 
  2. Propaganda: 1 duidelijke politieke boodschap 
  3. Censuur: Media mag alleen nieuws brengen wat aansluit bij de boodschap 
  4. Geen onafhankelijke rechtspraak 
  5. Geen individuele vrijheden (meningsuiting, geloof, enz...) 
  6. Onderdrukking en geweld: Tegenstanders worden opgesloten of vermoord. 



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Kenmerken facisme?

Slide 13 - Open vraag

Kenmerken van fascisme 
  1. Totalitair + ultra-nationalistisch: Staat gaat boven het individuele belang. De staat is superieur 
  2. Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan verstand.
  3. Leiderschapsbeginsel: Samenleving is hiërarch. Duidelijke rolverdeling, waarbij de leider niet bevraagd dient te worden 
  4. Militarisme: Geweld is goed: geen woorden maar daden

Slide 14 - Tekstslide

Nationaalsocialisme
Fascisme 
Rassenleer & streven naar Lebensraum

Slide 15 - Tekstslide

Rassenleer + Lebensraum 
Rassenleer = Het geloof dat de hele mensheid is opgedeeld in Rassen, waarbij er een duidelijk hiërarchie zit tussen de rassen
  • überras: Arische ras = Germanen (Duitsland, Nederland)
  • ünterras: Joden. Eigenlijk geen ras, maar parasieten 

Lebensraum: Het geloof dat het Arische ras ruimte nodig heeft om te leven. Oost-Europa moet graanschuur worden. 

Slide 16 - Tekstslide

Nationaalsocialisme maakte veel gebruik van propaganda en censuur

Slide 17 - Tekstslide

Jud Süß is een film uit 1940 geproduceerd voor het nazi-regime. De film was een groot succes in nazi-Duitsland en werd bekeken door meer dan twintig miljoen mensen. Onderwerp van de film is het verhaal van Joseph Süß Oppenheimer, een in 1698 geboren Joodse bankier in Stuttgart.
Het in de film vertelde verhaal komt niet overeen met de historische bronnen; de Joden in de film worden geportretteerd volgens karakteristieke nazi-stereotypen: ze hebben een lange haakneus, zijn materialistisch, immoreel, onbetrouwbaar en lelijk.

Slide 18 - Tekstslide

1938: Kristallnacht 
1933: opening concentratiekamp Dachau 
1935: Neurenberger rassenwetten 
1933: Machtigingswet 
1939: Invasie van Polen 
Lebensraum 
Gevoel boven verstand 
Totalitairisme 
Leiderschapsbeginsel 
Militairisme 
Rassenleer

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Video

Wat zijn kenmerken van het fascisme én het nationaalsocialisme?

A
eenpartijstaat en collectivisatie
B
wereldrevolutie en gelijkschakeling
C
nationalisme en verheerlijking van geweld
D
rassendiscriminatie en endlösung

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn de twee kenmerken die nationaal-socialisme wel kent, maar fascisme niet?
A
Rassenleer en het leidersbeginsel
B
Leidersbeginsel en Lebensraum
C
Rassenleer en Lebensraum
D
Leidersbeginsel en verheerlijking van geweld

Slide 22 - Quizvraag

In nazi-Duitsland werden zowel arische als niet-arische geestelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten zonder pardon vermoord. Dit gebeurde in inrichtingen. Zo’n inrichting kreeg eerst een nationaalsocialistische directeur. Daarna moest het hele personeel lid worden van de NSDAP. Uit het hele land werden patiënten naar de inrichtingen gebracht. Zij werden na aankomst meteen gedood.

Hieronder staan vier begrippen die horen bij het nationaal-socialisme

Welke twee begrippen passen bij de tekst hierboven?
A
censuur propaganda
B
censuur gelijkschakeling
C
gelijkschakeling propaganda
D
gelijkschakeling rassenwetten

Slide 23 - Quizvraag

Hitler laat de verspreiding van de tekst van deze toespraak verbieden.
Verklaar dit verbod door:
 twee kenmerken van het nationaalsocialisme te noemen en
 bij elk kenmerk aan te geven welke kritiek Von Papen hierop geeft.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Opdracht (rest van de les) 
1.  Lees HC 2.1 blz. 252 
2. Beantwoord de vragen in de LessonUp HC 2.1 oorzaken WOII 
3. Bekijk het filmpje van JortGeschiedenis over de conferentie van München en beantwoord de vragen in dit filmpje. 
4. Geef op de laatste pagina aan wat je nog niet begrijpt over de onderwerpen die op blz. 252 worden besproken (economisch succes van Hitler, verovering van gebieden en conferentie van München  

Slide 28 - Tekstslide

Waaruit bestond de economische politiek van Hitler

Slide 29 - Open vraag

Wat waren de doelen van de economische politiek van Hitler

Slide 30 - Open vraag

Noem een overeenkomst en een verschil tussen de economische politiek van Hitler en van Stalin

Slide 31 - Open vraag

Hitler wilde meer ruimte voor Duitsland en haar boeren creëren. Hoe heet deze ontwikkeling?
A
anschluss
B
Appeasement
C
Lebensraum
D
Rassenwetten

Slide 32 - Quizvraag

Waarom focuste Hitler zich bij de verovering van extra gebied vooral op Oost-Europa
A
Was minder gevaarlijk
B
Was meer ruimte
C
Woonden meer Duitsers
D
Zag de bewoners als minderwaardig ras

Slide 33 - Quizvraag

Hoe heet Hitlers politiek om alle Duitstaligen in het Duitse rijk te verenigen?
A
Lebensraum
B
Anschluss
C
Heims ins Reich
D
Deutschpolitik

Slide 34 - Quizvraag

Welk gebied werd niet bij Duitsland gevoegd voor 1939?
A
Polen
B
Sudetenland
C
Oostenrijk
D
Saargebied

Slide 35 - Quizvraag

Wat was Hitler excuus voor het claimen van veel gebieden buiten Duitsland?

Slide 36 - Open vraag

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
Verdrag van Versailles
B
Totalitaire staat
C
Appeasement politiek
D
Duitse opmars

Slide 37 - Quizvraag

Lees de twee bronnen
Hadden de Engelse en de Franse premier dezelfde mening over de houding van Duitsland rond de Conferentie van München?

Kies het juiste antwoord.

A
Ja: Beiden vinden het een goede zaak dat Hitler tevreden is gesteld door het overhandigen van Tsjechoslowakije.
B
Ja: beiden zien Duitsland als een grote bedreiging voor de vrede.
C
Nee: Chamberlain ziet nog mogelijkheden tot vrede met Duitsland, Daladier denkt dat Duitsland Tsjechoslowakije zal innemen.
D
Nee: Chamberlain dacht dat de Conferentie zou leiden tot blijvende vrede met Dl. Daladier geloofde er minder in; hij benoemde dat Hitler ook zijn oog heeft laten vallen op Polen en Roemenië.

Slide 38 - Quizvraag

Gebruik de bron op de volgende dia. Verklaar met behulp van de bron waarom Groot-Brittannië niet ingreep bij de inval van Tsjecho-Slowakije. Gebruik het begrip 'appeasementpolitiek' in je antwoord.

Slide 39 - Open vraag

Toespraak Adolf Hitler 26 september 1938
Adolf Hitler over het Sudetenland en Tsjecho-Slowakije:
En ik heb Chamberlain (=minister-president van Groot-Brittannië) verder verzekerd dat ik op het moment waarop Tsjecho-Slowakije zijn problemen oplost, dat wil zeggen waarin een regering tussen de Tsjechen en hun minderheden tot stand gekomen is, en wel op een vreedzame en niet op een gewelddadige wijze, in de Tsjechische staat helemaal niet meer geïnteresseerd ben. En dat garandeer ik. Wij willen helemaal geen Tsjechen.

Slide 40 - Tekstslide

Was er volgens jou zonder de appeasementpolitiek ook een WOII gekomen? Oftewel, is deze politiek de belangrijkste oorzaak van WOII

Slide 41 - Open vraag

Lesdoelen check
1. De leerlingen kunnen uitleggen welke totalitaire ideologieën er bestaan, waarom deze populair werden en waarin ze van elkaar verschillen 
2.De leerlingen kunnen uitleggen op welke manieren andere Europese landen reageerden op de machtsgreep van Hitler en waarom ze op deze manieren reageerden.
3. De leerlingen kunnen uitleggen wat de appeasement politiek inhoudt en waarom Europa voor deze politieke koos.

Slide 42 - Tekstslide

Welke vraag heb je nog over de in deze les besproken onderwerpen?

Slide 43 - Open vraag

Hitler's populariteit stijgt
vanaf 1934


Hitler is rond 1934 mateloos populair. Het gaat goed in Duitsland. 
Zolang je niet tot een minderheid hoort, pluk je de vruchten van zijn beleid.
Door grootschalige werkverschaffingsprojecten (zoals de aanleg van de Autobahnen en de grote wapenindustrie) daalt de werkloosheid snel en krijgen Duitsers weer zelfvertrouwen en nationalistische gevoelens.

Slide 44 - Tekstslide

Neurenberger Rassenwetten
1935

Maar er waren ook grote groepen die niet profiteerden; die juist steeds meer werden buitengesloten. Dat gebeurde met de Neurenberger Rassenwetten
Deze wetten moesten de rechten voor Joden sterk beperken, met als doel dat ze 'vrijwillig' uit Duitsland zouden vertrekken.

Zo mogen Joden geen Duitser meer zijn, of trouwen met een Duitse burger

Slide 45 - Tekstslide

Duitse troepen in het Rijnland (1936)



Hitler zorgde voor economisch herstel in Duitsland. De volgende stap was volgens Hitler dat Duitsland zelfvoorzienend moest worden. Daarvoor was gebiedsuitbreiding nodig. Gebieden buiten Duitsland waar veel Duitssprekenden woonden, moesten volgens Hitler weer bij Duitsland gevoegd worden. Heim ins Reich noemde hij dat, 'thuis in het rijk' 

In het Verdrag van Versailles stond dat er geen Duitse soldaten in het Rijnland mochten zijn (gedemilitariseerd).Hitler houdt zich hier niet aan, maar Engeland en Frankrijk zijn 
terughoudend in hun reactie: zij zitten niet te wachten op een nieuwe oorlog

Slide 46 - Tekstslide

Der Anschluß (maart 1938)



Hitler wilde alle Duitsers in één Groot Duits Rijk (Heim ins Reich). Hij maakte handig misbruik van de politieke chaos in Oostenrijk en speelde in op de gevoelens van het Oostenrijkse volk. Hij bezette Oostenrijk, hield een volksstemming over de aansluiting bij Duitsland en verklaarde Oostenrijk vervolgens als deel van het Duitse Rijk (Ostmark)

Slide 47 - Tekstslide

Conferentie van München (september 1938)


Uiteindelijk kwamen Duitsland, Engeland, Frankrijk en Italië in München tot een akkoord: als de Sudeten-Duitsers dat zelf ook wilde, mocht Hitler het gebied bezetten.  Het overleg vond plaats zonder Tsjecho-Slowakije en de Sovjet-Unie.
Hitler beloofde Chamberlain bovendien ook geen oorlog te gaan voeren tegen Engeland.

Al snel bleek dat Hitler meer wilde dan alleen Sudetenland; hij bezette een groot deel van Tsjechoslowakije. 

Slide 48 - Tekstslide

Conferentie van München (september 1938)


Frankrijk en Engeland zijn geschrokken van de Anschluß. Hitler belooft dat er geen oorlog komt als hij Sudetenland, een deel van Tsjecho-Slowakije, ook nog kreeg. Dit gebied hoorde bij Oostenrijk-Hongarije vóór de Eerste Wereldoorlog en er woonden Sudeten-Duitsers. 
Er ontstonden grote spanningen tussen Tsjechoslowakije en Duitsland, maar Engeland bleek niet bereid om oorlog te voeren over dit onderwerp. 
De Engelse minister-president Chamberlain was van mening dat Hitler zijn zin moest krijgen, want dat werd een nieuwe oorlog voorkomen. 
Politiek van toegeven aan Hitler: Appeasement-politiek

Slide 49 - Tekstslide

Kristallnacht (9 november 1938)



In Parijs vermoordde een jonge Jood, Herschel Grynszpan, een Nazi-diplomaat. 
Na een vlammende radiotoespraak van Joseph Goebbels (de Duitse minister van Volksvoorlichting) trokken Duitsers massaal de straat op om eigendommen van Joden te vernielen.
De politie en SS kregen de opdracht om niet in te grijpen. Bizar genoeg kregen de Joden de schuld, zij zouden het geweld hebben uitgelokt en moesten de schade betalen: 1 miljard Mark. 
Dit was de eerste grote aanval op de Joden in Duitsland en daarmee het begin van de grootschalige vervolgingen. Veel Joden probeerden het land te ontvluchtten. 

Slide 50 - Tekstslide