3.6 / 3.8 alcohol en canabis

Thema 3       De bloedsomloop

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 3       De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Herhaling met quiz vragen
uitleg
check met quiz vragen
opdrachten / aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam

Slide 3 - Sleepvraag

Leg uit wat pus is.

Slide 4 - Open vraag

Welk bloedvat voorziet het hoofd van zuurstof?
A
Hoofdslagader
B
hoofdader
C
halsslagader
D
halsader

Slide 5 - Quizvraag

Hoevaak gaat het bloed door het hart?
A
1x
B
2x
C
3x
D
4x

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van het hart
A
Bloed rondpompen
B
zuurstof door het lichaam pompen
C
koolstofdioxide door het lichaam pompen

Slide 7 - Quizvraag

Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen

Slide 8 - Quizvraag


nr 1 en nr 3
A
1. holle ader 3: maagslagader
B
1. aorta 3: leverslagader
C
1. aorta 3: maagader
D
1. holle ader 3: leverader

Slide 9 - Quizvraag


nr 6 en nr 7
A
6. dikke darmslagader 7: dunne darmslagader
B
6. dikke darmslagader 7: dunne darmader
C
6. dikke darmader 7: dunne darmslagader
D
6. darmslagader 7: darmader

Slide 10 - Quizvraag


nr 9 en nr 11
A
9. dunne darmader 11: holle ader
B
9. poortader 11: holle ader
C
1. poortader 2: leverader
D
1. leverslagader 2: poortader

Slide 11 - Quizvraag

Dubbele bloedsomloop
Rood
zuurstof
rijk






Blauw
zuurstof
arm

Slide 12 - Tekstslide

Bloedvatenstelsel
Hoe weet je hoe de ader/ slagader heet?
1: Het bloed stroomt van het hart naar een een orgaan --> het is dus een slagader
2: Het bloed gaat naar de nier dus is het een nierslagader

1: Het bloed stroomt van een een orgaan naar het hart --> het is dus een ader
2: Het bloed komt van de nier dus is het een nierader

Slide 13 - Tekstslide

De poortader
-Hierdoor stroomt bloed van de dunne darm naar de lever. (zuurstofarm, omdat er al zuurstof verbruikt is door de dunne darm.) ----Het bloed is wel rijk aan voedingsstoffen. 
De lever kan voedingsstoffen tijdelijk opslaan. 

De lever heeft zelf ook zuurstof nodig. Dit krijgt de lever van de leverslagader. 
De leverader vervoert de afvalstoffen en koolstofdioxide terug richting het hart.

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet wat de effecten op korte- en lange termijn zijn van alcohol en cannabis.
  • Ik weet wat binge drinking is
  • Ik kan enkele gevolgen noemen van teveel alcohol op korte termijn.
  • Ik weet dat de werkzame stof in cannabis THC is

                                                                              








Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Alcoholpromilage
= maat voor hoeveelheid alcohol in je bloed.

1 promile alcohol: in 1 liter bloed zit 1 gram alcohol

Slide 17 - Tekstslide

Korte termijneffecten
In een 0,5 uur wordt alcohol opgenomen in het bloed, het duurt 1 ,5 uur per glas om het af te breken door lever.
  • 1-3 glazen: Je ademmhaling wordts sneller/ je krijgt het warm
  • 3-7 glazen: aangeschoten, remmingen verminderen
  • 7-15 glazen: dronken, misselijk, je herinnert je na afloop niks meer
  • 15-20 glazen: laveloos, zintuigen raken verdoofd
  • 20-25+ glazen: knock-out, hartslag kan stoppen!

Slide 18 - Tekstslide

Lange termijneffecten
  • Beschadiging organen
  • Geheugenproblemen
  • Verslavend

Slide 19 - Tekstslide

Waar wordt de meeste alcohol opgenomen in je bloed?
A
mond
B
dunne darm
C
dikke darm
D
maag

Slide 20 - Quizvraag

Van te veel alcohol kan je in coma raken.
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Wat is bingedrinken?
A
Samen met vrienden veel drinken op een avond
B
Als je op een avond meer dan 10 glazen drinkt
C
Als je binnen 10 min. 4 tot 6 drankjes drinkt
D
Als je binnen 10 min. 2 tot 4 drankjes drinkt

Slide 22 - Quizvraag

Hoelang duurt het ongeveer voordat een glas alcohol is afgebroken?
A
een half uur
B
1 uur
C
anderhalf uur
D
een kwartier

Slide 23 - Quizvraag

Alcohol wordt door het bloed vervoerd, door:
A
De rode bloedcellen
B
Door de witte bloedcellen
C
Door de bloedplaatjes
D
Door het bloedplasma

Slide 24 - Quizvraag

Waarom hebben de hersenen veel last van alcoholgebruik?
A
omdat het alleen naar de hersenen gaat
B
omdat er veel hersenen zijn
C
omdat er veel bloedvaten in de hersenen zitten

Slide 25 - Quizvraag

Wat zou je doen als je vriend(in) bewusteloos raakt door te veel drank?
A
Lekker laten liggen
B
112 bellen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Video

Korte termijn:

  • Versnelde hartslag
  • hoofdpijn
  • duizeligheid
  • slaperigheid
  • angst
  • concentratie- en geheugenproblemen
Lange termijn:

  • Verslaving
  • Slapeloosheid
  • somberheid en concentratieproblemen
  • Verhoogde kans op longkanker
  • Verhoogde kans op depressie, angstklachten en schizofrenie
Effecten cannabis

Slide 28 - Tekstslide

Waarom kan iemand door het gebruiken van cannabis duizelig worden en flauwvallen?
A
Omdat cannabis de bloeddruk verhoogt.
B
Omdat cannabis de bloeddruk verlaagt.
C
Omdat cannabis de bloeddruk versnelt.
D
Omdat cannabis de bloeddruk vertraagt.

Slide 29 - Quizvraag

De werkzame stof van cannabis is...
A
TLC
B
TCL
C
THC
D
TCH

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de meest voorkomende verslaving?
A
Cannabis
B
Alcohol
C
Medicijnen
D
Cocaïne

Slide 31 - Quizvraag

Hoe kijk jij aan tegen alcohol en cannabis gebruik?

Slide 32 - Open vraag

Aan het (huis)werk
Huiswerk:
3.6 
-Lees blz. 197 t/m 199
-Maak basisstof 3.6 opdracht 1, 2, 4 en 8 (digitaal)
3.8
-Lees blz. 212 t/m 213
-Maak basisstof 3.8 opdracht 1 en 2 (digitaal)







Slide 33 - Tekstslide

Oefensites
https://mijnbio.weebly.com/onderdelen-hart.html

https://mijnbio.weebly.com/bloedvaten.html

https://mijnbio.weebly.com/bloedvaten-benoemen.html




Slide 34 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald?
-Ik weet hoe ik kan bepalen hoe de slagader of ader heet.
-Ik weet wat de poortader is en waar deze voor zorgt.
                                                                              

Slide 35 - Tekstslide