KR les 2 circulatie

Klinisch redeneren: les 2
Circulatiestelsel
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren: les 2
Circulatiestelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke leerdoelen vandaag
- Je kennis omtrent het circulatiestelsel is (weer) opgefrist
- Je beredeneert welke aandachtsgebieden van belang zijn rondom het circulatiestelsel
- Je beargumenteert welke interventies passend zijn bij problemen rondom het circulatiestelsel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke ziektebeelden zie je vaak bij problemen aan het circulatiestelsel?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Anemie
POB (pijn op de borst) 
Hypertensie ​
Shock ​
Trombose been ​
Longembolie ​
Bedreigd been

Anemie
POB (pijn op de borst) 
Hypertensie ​
Shock ​
Trombose been ​
Longembolie ​
Bedreigd been

Meest voorkomende ziektebeelden

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gevolg bij anemie?
A
ijzertekort
B
hoog Hb
C
versnelde doorstroming van het bloed
D
bloedingen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe zat het ook alweer met de bloedcellen en plaatjes?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken
Bloedarmoede
Fibrinogeen

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de grootste veroorzaker bij een myocardinfarct?
A
Atherosclerose
B
Hypertensie
C
Diabetes Mellitus
D
Hartritmestoornissen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat meet je wanneer je het hebt over de systolische bloeddruk?
A
De druk in de slagaderen wanneer het hart zich ontspant
B
De laagste druk die ontstaat nadat het hart bloed in de slagaderen heeft gepompt
C
De hoogste druk die ontstaat wanneer het hart samentrekt en bloed in de slagaderen pompt
D
De gemiddelde druk in de slagaderen tijdens een hartcyclus

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vaak moet je meten om een 'zuivere' bloeddruk te weten?
A
1x
B
2x
C
3x
D
4x

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

enkele meting is niet voldoende
De bloeddruk is namelijk afhankelijk van 

- het moment van de dag 
- lichamelijke activiteit
- emoties

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw Zwierstra is 67 jaar oud. Sinds een aantal dagen voelt ze zich niet lekker. Ze heeft nu ook koorts en koude rillingen. Als je haar ziet, is zij klam en bleek.
Waar denk je aan bij mevr. Zwierstra?
A
Anemie
B
Myocardinfarct
C
Shock
D
Trombose been

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is wel of geen symptoom bij Shock?
Wel
Geen
Koude huid
Normale urineproductie
Verhoogde hartslag
Alert
Hypotensie
Rustige ademhaling
Hyperventilatie
Verminderd bewustzijn

Slide 14 - Sleepvraag

Deze interactieve opdracht laat leerlingen individueel kenmerken van een democratie en dictatuur sorteren.

Bespreek de antwoorden. Sta stil bij de verschillende kenmerken van een democratie en dictatuur.

Te weinig bloed rondpompen, met uiteindelijk acuut falen...

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mevrouw P, 38 jaar oud en sinds enkele dagen terug van een reis naar Australië.
Terwijl ze nog aan het bijkomen is van de lange vliegreis, wordt ze plotseling benauwd. Als ze hoest, ziet ze wat bloed in haar zakdoek.
Waar denk je aan?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Problemen met stolling
trombose
longembolie



wordt versterkt bij (erfelijke) stollingsstoornissen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurd er bij de factor V Leiden?
A
Tekort aan stollingseiwit
B
Tekort aan bloedplaatjes
C
Verhoogde afbraak van rode bloedcellen
D
Verminderde aanmaak van witte bloedcellen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terug naar mevr. P, welk aanvullend onderzoek kan helpen om het vermoeden op trombose te bevestigen?
A
Huidskleur controleren
B
CT onderzoek
C
Longinhoud meten
D
Hb controle

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedreigd been
ookwel arteriële occlusie genoemd

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je bij een bedreigd been?
A
Is rood en warm
B
Is wit en warm
C
Is rood en koud
D
Is wit en koud

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedreigd been
Is koud en wit, vanwege het zuurstof tekort
geen pulsaties is been voelbaar
vaak acute afsluiting van slagader
bij geen adequate behandeling --> afsterven

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren
Wat kan er aan de hand zijn bij de volgende stellingen?

Als je weet wat er aan de hand kan zijn, kan je vanuit de hypothese je werkdiagnose gaan uitzetten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedarmoede door .... kan daarnaast gepaard gaan met klachten van de tong, bloedneuzen en tintelingen in handen en voeten?
A
ijzertekort
B
foliumzuurtekort
C
vitamine B12 tekort
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meestal wordt bloedarmoede veroorzaakt door .....
A
ijzertekort
B
foliumzuurtekort
C
vitamine B12 tekort
D
kapot gaan van rode bloedcellen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De meeste zorgvragers met een myocardinfarct hebben een ..... pijn op de borst.
A
stekende
B
tintelende
C
brandende
D
drukkende

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een myocardinfarct is het heel belangrijk zo snel mogelijk een ..... te maken
A
ECG
B
röntgenfoto
C
echo
D
CT-scan

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bepaalde lijn op het ECG laat zien dat de zorgvrager vrijwel zeker een myocardinfarct heeft.
A
de P-top
B
de T-top
C
Het QRS-complex
D
het ST-segment

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Antihypertensiva verlagen de bloeddruk door .....
A
versnellen van de hartslag
B
vernauwing van de bloedvaten
C
vermindering van hoeveelheid vocht in lichaam
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vorm van shock is er geen werkelijk tekort aan bloed, maar een relatief tekort?
A
hypovolemische
B
cardiogene
C
obstructieve
D
distributieve

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door een verminderde bloeddoorstroming van de weefsels en organen is er een ..... concentratie kooldioxide in het bloed.
A
lagere
B
hogere
C
gelijke

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een diep veneuze trombose komt het meest voor in .....
A
de bovenarm
B
de onderarm
C
het bovenbeen
D
het onderbeen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende aanvullende onderzoeken kunnen helpen om het vermoeden op trombose te bevestigen.
A
de glucosewaarde
B
de d-dimeerwaarde
C
het troponinegehalte
D
het hemoglobinegehalte

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klinisch redeneren
Je bent nu (weer) bewust welke symptomen vaak voorkomen bij problemen bij het circulatie stelsel...

Nu je dit weet kan je dit helpen door na de ABCDE je hypothese te vormen en van hieruit je werkdiagnose

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huiswerk
Maak de e-learning 
Casuïstiek bij bloed en bloedsomloop

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies