En voordat hij met alle troepen vertrok, bracht hij een offer.
Hij bad tot de goden: 'Jullie, die altijd Carthago hebben beschermd, steun mij, wanneer ik een oorlog zal voorbereiden tegen de Romeinen
cum + abl.: voorzetsel, 'samen met...'
cum als voegwoord: 'wanneer', 'toen'
Slide 6 - Tekstslide
Zijn zoon Hannibal, een jongen van negen jaar, had zijn vader horen bidden.
Hij vroeg: 'Vader, neem mij met je mee naar Spanje! Ik zal dapper vechten tegen de Romeinen, die ik haat zoals jij hen haat!'
Zijn vader lachte:
Slide 7 - Tekstslide
'Later, wanneer wanneer je de militaire kunst zult hebben geleerd, zul je een heel goede / de beste generaal zijn en zul je grote overwinningen behalen tegen de Romeinen.'
Hannibal: 'Als jij mij met je mee zult hebben genomen (hebt meegenomen) zal ik de militaire kunst van jou leren.
Militaire kunst = 'krijgsbedrijf', 'de kunst van het oorlogvoeren'
Slide 8 - Tekstslide
Wie zal het mij beter leren dan jij?
Hamilcar: 'Goed. Ik zal je met mij meenemen, als jij een eed zult hebben gezworen (een eed hebt gezworen) aan de goden van je volk.
Uit zichzelf plaatste de jongen zijn rechterhand (boven-)op het altaar waarop zijn vader het offer had gebracht.
te: abl. comparationis
Slide 9 - Tekstslide
Hij zwoer: 'Zolang ik zal leven zal ik de goden van het vaderland dienen.'